Читать онлайн книгу «Raji: Boek Twee» автора Charley Brindley

Raji: Boek Twee
Charley Brindley
Raji wordt toegelaten aan de prestigieuze Octavia Pompeii Academy. Zij en Elizabeth Keesler zijn de enige meisjes van de honderd nieuwe studenten. Raji wordt toegelaten aan de prestigieuze Octavia Pompeii Academy. Zij en Elizabeth Keesler zijn de enige meisjes van de honderd nieuwe studenten. Ze moeten de vernederingen en pesterijen ondergaan van de achtennegentig jongens die niets liever zouden willen dan dat de meisjes stoppen met studeren. Bovenop de minachting van de studenten en de hoge eisen die gesteld worden door de instructeurs, moeten ze ook de strikte discipline ondergaan die de onverschrokken directeur van Ontwikkeling, Elvira Gulch, hen oplegt.


Raji

Boek twee: De academie

door

Charley Brindley

charleybrindley@yahoo.com

www.charleybrindley.com

Vertaald door
Leen Vermeersch
Fool Stop vertaling en correctie
Website https://www.foolstop.be

Omslagontwerp door

Charley Brindley

© 2019

Alle rechten voorbehouden

© 2019 Charley Brindley, alle rechten voorbehouden

Gedrukt in de Verenigde Staten van Amerika

Eerste uitgave februari 2019

Dit boek is opgedragen aan

Avery, Dylan, Jylynn en John Pipkins

Sommige boeken van Charley Brindley
zijn vertaald in het:
Italiaans
Spaans
Portugees
Frans
Nederlands
Turks
Chinees
en
Russisch

De volgende boeken zijn verkrijgbaar als audioboek:

Raji, Boek een (in het Engels)
Do Not Resuscitate (in het Engels)
The Last Mission of the Seventh Cavalry (in het Engels)
Hannibal’s Elephant Girl, Book One (in het Russisch)
Henry IX (in het Italiaans)

Andere boeken van Charley Brindley
1. Oxana’s Pit
2. Raji, Boek een: Octavia Pompeii
3. Raji, Boek drie: Dire Kawa
4. Raji, Boek vier: The House of the West Wind
5. The Last Mission of the Seventh Cavalry
6. Hannibal’s Elephant Girl, Book One Tin Tin Ban Sunia
7. Hannibal’s Elephant Girl: Boek twee: De reis naar Iberia
8. Cian
9. Ariion XXIII
10. De laatste plaats in de Hindenburg
11. Dragonfly vs Monarch: Book One
12. Dragonfly vs Monarch: Book Two
13. The Sea of Tranquility 2.0 Book One: Exploration
14. The Sea of Tranquility 2.0 Book Two: Invasion
15. The Sea of Tranquility 2.0 Book Three:
16. The Sea of Tranquility 2.0 Book Four: The Republic
17. The Rod of God, Book One
18. Sea of Sorrows, Book Two of The Rod of God
19. Do Not Resuscitate
20. Henry IX
21. Qubit’s Incubator
Binnenkort verkrijgbaar
22. Dragonfly vs Monarch: Book Three
23. The Journey to Valdacia
24. Still Waters Run Deep
25. Ms Machiavelli
26. Ariion XXIX
27. The Last Mission of the Seventh Cavalry Book 2
28. Hannibal’s Elephant Girl, Book Three
Meer details over andere boeken vind je op het einde van dit boek.
Inhoud
Chapter One (#ulink_a24c5ff8-9f70-5f1e-8c1a-d35edee71c5c)
Chapter Two (#ulink_49956b78-bbc3-57bd-8210-7d0ea426ef44)
Chapter Three (#ulink_f8efce34-8789-5731-bfe4-55be9481c467)
Chapter Four (#ulink_13c8f557-baff-5ed8-a57c-4a950a4f1a1f)
Chapter Five (#ulink_de9d1cfb-cc2d-53a9-9f0e-48dad3b81c15)
Chapter Six (#ulink_1046cedd-823f-5b44-808c-3923e72fcd57)
Chapter Seven (#ulink_0b295796-106d-5874-8079-507d255a6167)
Chapter Eight (#ulink_3730e470-4432-540d-b35f-481d46a06c64)
Chapter Nine (#ulink_a6d0afe2-648f-5fca-a917-f28087a5106c)
Chapter Ten
Chapter Eleven
Chapter Twelve
Chapter Thirteen
Chapter Fourteen
Chapter Fifteen
Chapter Sixteen
Chapter Seventeen
Chapter Eighteen
Chapter Nineteen
Chapter Twenty
Chapter Twenty-One
Chapter Twenty-Two
Chapter Twenty-Three
Chapter Twenty-Four
Chapter Twenty-Five
Chapter Twenty-Six
Chapter Twenty-Seven
Chapter Twenty-Eight
Chapter Twenty-Nine
Chapter Thirty
Hoofdstuk een

Ik stond op het podium met de andere negenenveertig studenten en veegde met bibberende vingers langs mijn wangen terwijl ik naar Fuse keek. Hij stond op de derde rij in het publiek, naast zijn moeder. Iedereen in het auditorium applaudisseerde voor de nieuwe eerstejaars.
Ik mag hier niet staan.Ik heb zijn plaats op de academie ingenomen en daar had ik het recht niet toe.
Ik gluurde om me heen naar mijn medestudenten en ik zag dat er achtenveertig jongens en een ander meisje was: Elizabeth Keesler. Ze stond naast me en hield mijn hand stevig vast.
Onder de 250 studenten die aanwezig waren op de eerste dag van de wedstrijd, waren er acht meisjes, maar tegen het einde van de week waren het alleen Liz en ik die de top vijftig gehaald hadden. Vincent Fusilier - of 'Fuse' zoals zijn vrienden hem noemden - had ook deelgenomen aan de wedstrijd, maar hij had niet genoeg gescoord om naar de nieuwe klas te mogen.
Fuse heeft de afgelopen negen jaar op school gezeten en ik heb nog nooit een uur in een klaslokaal doorgebracht. Hoe oneerlijk is dat? Ik zal vragen aan dr. Pompeii om me te schrappen en mijn plaats aan...
Mijn gedachten werden onderbroken toen dr. Octavia Pompeii weer naar het midden van het podium liep. Het publiek werd stil en ging zitten, waarna dr. Pompeii naar voren leunde en haar handen op de katheder plaatste.
"Mag ik u voorstellen: de eerstejaars van de Octavia Pompeii Academy voor het jaar 1926." Haar stem klonk verbazend krachtig voor een tengere vrouw van drieënveertig. Ze wachtte tot het applaus stilviel en ging dan verder. "Ouders, familieleden en vrienden, neem afscheid van uw kind voor de volgende vier maanden, want ze zullen hard aan het werk zijn tot de kerstvakantie."
Doorheen het gemompel en gefluister van het publiek hoorde ik een laag gefluit en ik wist dat het Fuse was. Ik zwaaide naar hem en glimlachte, en hoopte dat hij de tranen niet kon zien die over mijn wangen stroomden.
"De stad Richmond heeft in 1917 land geschonken voor deze academie," zei dr. Pompeii. "In de negen jaar die daarop volgden, heeft hier geen enkel meisje gestudeerd. Het is dan ook met veel genoegen dat ik Elizabeth Keesler en Rajiani Devaki verwelkom vandaag." Ze stopte even om naar mij en Liz te kijken en wendde zich dan weer naar het publiek. "De eerste vrouwen die aan de academie studeren."
"Heb je dat gehoord, Raji?" fluisterde Liz. "Ze noemde ons 'vrouwen'."
Ik knikte.
"Jullie lijken eerder twee bange meisjes," zei iemand stil achter ons.
We keken om, maar het enige wat we zagen waren een dozijn grijnzende gezichten met ogen die strak voor zich uit keken.
"Ze halen het einde van de eerste week niet," fluisterde een andere jongen links van ons.
Liz en ik keken met een ruk naar links, maar we konden de schuldige niet betrappen.
"Wedden dat ze tegen woensdagavond huilend naar hun mama lopen?" zei nog een andere jongen. "Een van de twee is nu al aan het janken."
Ik hoorde een ingehouden gegiechel en wilde kijken wie het was, maar Liz hield me tegen. "Dat zullen we nog wel zien," fluisterde ze, "is het niet?"
"Ja," zei ik, maar ik was vastbesloten om tegen dr. Pompeii te zeggen dat ik mijn plaats aan Fuse wilde afstaan. Elizabeth zou dan wel het enige meisje zijn om het gepest en getreiter van de jongens te doorstaan. Ik keek naar Liz.
Ze is sterk genoeg. Ze zal ze wel alleen aankunnen.
Dr. Pompeii ging verder. "Wil iedereen nu rechtstaan voor het doorgeven van de vlaggen?"
Ze stapte achteruit en drie laatstejaars in gala-uniform marcheerden het podium op met de vlaggen van de academie. De cadetten marcheerden op een rij met vooraan de Amerikaanse vlag, gevolgd door de vlag van Virginia en dan de vlag van de Octavia Pompeii Academy. Toen ze in het midden van het podium waren, tegenover de nieuwe eerstejaars, stapten ze links uit de flank, waarna ze alle drie naast elkaar in de houding stonden met hun gezicht naar het publiek. De drie studenten voerden elke beweging met prefecte militaire precisie uit. Na een paar tellen, alsof er een stil commando gegeven werd, lieten ze de uiteinden van de vlaggenstokken op de grond vallen. Hun bewegingen waren zo synchroon dat de drie bonzen van de vlaggenstokken op de vloer van het podium als een enkele bons klonken. Dan hielden ze de vlaggenstokken schuin naar voor en gingen ze in de rusthouding staan. De twee cadetten met de Amerikaanse en de Virginiaanse vlag droegen elk een houten doos met een glazen deksel in hun linkerarm.
Achter me hoorde ik goedkeurend gefluister van een paar eerstejaars, maar een scherpe blik van dr. Pompeii legde hen het zwijgen op.
Een andere cadet uit het laatste jaar kwam het podium opgemarcheerd, passeerde voor de vlaggendragers en ging dan voor de katheder staan.
“Ga zitten, alstublieft," zei de cadet en wachtte dan tot iedereen neerzat. "Ik ben cadet-sergeant Benjamin Smith. Onze vlaggendragers bekleden een verheven en erg gewaardeerde positie binnen de groep laatstejaars. Hun taken bestaan niet alleen uit het bewaken en beschermen van onze vlaggen, maar ook uit elke dag de vlaggen op de campus hijsen en strijken." Hij was even stil voor hij verderging. "De Amerikaanse vlag..."
Cadet Wilson, die de Amerikaanse vlag droeg, draaide naar rechts, nam zes passen en liet dan de vlaggenstok zakken tot een hoek van vijfenveertig graden zodat de vlag neerhing van de stok. Er klonken een paar stille opmerkingen uit het publiek toen bleek dat de vlag versleten was en er vlekken op zaten. Hij was ook gescheurd en er zaten verschillende kleine, ronde gaten in.
"De vlag die u hier ziet, is een replica van de vlag die cadet Wilson in de houten doos draagt."
Cadet Wilson hield de houten doos met het glazen deksel naar het publiek. Iedereen kon de opgevouwen Amerikaanse vlag erin zien liggen.
"De reden waarom we een replica laten zien, is omdat de originele vlag in de doos te waardevol en kwetsbaar is om dagelijks te gebruiken." Cadet Smith keek naar de linkerkant van het podium. "Het is een eer dat we vandaag een soldaat in ons midden hebben die rechtstreeks kennis heeft over de geschiedenis van deze vlag."
Een soldaat in een blauw gala-uniform van de marine en een witte pet stapte het podium op vanuit de coulissen. Hij liep langzaam en gebruikte een wandelstok ter ondersteuning, maar zijn houding was nog altijd recht. Het duurde even voor hij de katheder bereikt had.
"Sergeant William Jensen," zei cadet Smith, "Amerikaans marinierskorps."
Sergeant Jensen kreeg een luid applaus en dan salueerde cadet Smith snel. De marinier stopte, nam zijn wandelstok in zijn linkerhand en salueerde ook. Toen hij zijn hand liet zakken, stak hij hem uit voor een handdruk.
Cadet Smith liet sergeant Jensen alleen bij de katheder en ging naast dr. Pompeii staan. Sergeant Jensen nam zijn pet af en plaatste hem onder zijn arm.
"Teufel Hunden," sprak hij door de micro. Na een korte stilte herhaalde hij: "Teufel Hunden is hoe de Duitsers ons noemden tijdens de Slag bij het Belleaubos. De ruwe vertaling is 'duivelshonden'. Het was in mei 1918, precies acht jaar geleden, dat generaal John J. Pershing de Amerikaanse mariniers beval om het Duitse leger te verdrijven uit een dicht bebost gebied op een zeventigtal kilometer ten westen van Parijs. Mijn eenheid was het tweede bataljon, vijfde marineregiment, onder leiding van kapitein Lloyd Williams.
"De eerste dag van het gevecht werden we zwaar onder vuur genomen door mitrailleurs en de Duitse artilleriegranaten landden steeds dichter bij onze linies. We kregen de opdracht in positie te blijven tot er versterking kwam. Dan moesten we de mitrailleursnesten uitschakelen en dieper het bos indringen om de artillerie het zwijgen op te leggen. Terwijl we onze loopgraven aan het graven waren, schreeuwde iemand: "Ze komen eraan!"
"We grepen ons geweer en richtten het op de groep soldaten in hemelsblauwe uniformen die over een lage heuvel klauterden en door een tarweveld naar ons toe kwamen gelopen. Maar voor we een schot gelost hadden, schreeuwde kapitein Williams: "Niet schieten! Ze zijn ongewapend." Nadat hij een ogenblik de mannen bekeken had, zei hij: "Het zijn Fransen!" We lieten onze geweren zakken en maakten plaats voor de Franse soldaten die door onze linies heen tot achteraan liepen.
"Een Franse officier struikelde toen hij rende om zijn mannen in te halen. Hij herwon zijn evenwicht en riep naar kapitein Williams: 'U moet zich samen met ons terugtrekken, we worden overmand!'
"Kapitein Williams riep naar de rug van de rennende Fransman: 'Terugtrekken? We zijn hier verdorie nog maar pas!'"
Sergeant Jensen wachtte tot het beleefde gelach stilviel.
Het was moeilijk voor mij om al zijn woorden te begrijpen. Zelfs na een jaar in Virginia was mijn Engels nog niet erg goed. Als ik zijn lippen kon zien, zou ik hem misschien beter verstaan, maar ik snapte wel dat hij sprak over een veldslag tijdens de Grote Oorlog die nog maar een paar jaar geleden beëindigd was.
"Nadat we twee uur gewacht hadden op de beloofde versterking en er heel veel slachtoffers gevallen waren door het onophoudelijke Duitse artillerievuur, klom kapitein Williams naar het voorste deel van onze loopgracht om de bosrand aan de overkant van het tarweveld in het oog te houden met een verrekijker.
"Hij liet zijn verrekijker, die rond zijn hals hing, zakken en riep: "Kom op, het is zover!"
"Het bleef even stil terwijl de mariniers naar elkaar keken. Niemand weet wat er in die mannen omging; het enige dat ik weet, is dat ik dacht aan het motto van het Marinierskorps: esprit de corps. Dat heeft weinig te maken met de vijand, of met kapitein Williams, of zelfs met de oorlog. Maar het heeft alles te maken met het broederschap van het regiment. Een groep mannen die als een eenheid verbonden is en als een geheel functioneert. Het was die eenheid die ervoor zorgde dat ons peloton sterker was dan zijn aparte individuen. Samen konden we winnen.
"Van ergens in het midden klonk een strijdkreet en dan, met een luide schreeuw, klommen vijfhonderd mariniers uit de loopgraven om hun kapitein te volgen over het tarweveld dat ons van het bos scheidde.
"Onze vlaggendrager die de Amerikaanse vlag droeg, was de eerste die sneuvelde. Hij werd tweemaal geraakt door mitrailleurvuur. De vlag viel op de grond, maar werd onmiddellijk opgeraapt door een andere soldaat die naar voren rende en de aanval over het tarweveld leidde. Kogels schoten de vlag aan flarden en versplinterden de houten vlaggenstok.
"De vaandeldrager struikelde en viel neer. De vlag viel op het bloederige lijk van een andere marinier. Een derde soldaat nam de vlag, duwde de vlaggenstok in de grond en ging er dan naast op een knie zitten. Hij tilde zijn Springfieldgeweer op en opende het vuur op een Duits mitrailleursnest. De rest volgde zijn voorbeeld en al gauw zweeg de mitrailleur. De soldaat trok de vlaggenstok uit de grond en rende over het tarweveld terwijl hij een strijdkreet liet horen. De rest volgde hem op de hielen; we veroverden snel de mitrailleursnesten en namen de Duitse artillerie-eenheid gevangen.
"De duivelshonden," vertelde sergeant Jensen, "verloren meer manschappen tijdens de Slag bij het Belleaubos dan ooit tevoren.
"Deze vlag..." Hij wachtte even terwijl cadet Wilson zijn vlaggenstok rechtzette en naast sergeant Jensen ging staan. Cadet Wilson overhandigde de houten doos dan aan de sergeant. "... is niet zomaar wat stof en garen." Hij keek even naar het glazen deksel van de doos en draaide het dan zodat het publiek het kon zien. "Het is een heilige sluier die de geesten van de 1.811 soldaten bedekt die gestorven zijn in de Slag bij het Belleaubos terwijl ze de eer, de plicht en de vrijheid verdedigden waar deze vlag voor staat. Hij die nu in het bezit komt van dit icoon van heldhaftigheid en moed zal dezelfde heilige en ernstige taak krijgen als diegenen die gestorven zijn opdat ieder van jullie mag blijven in vrijheid leven. De nieuwe vlaggendrager zal met dezelfde hoge mate van waardigheid en respect worden behandeld als deze studenten met de vlag zelf moeten doen."
De sergeant zette een stap achteruit zodat cadet Smith terug kon keren naar de micro.
"Ik zal nu de naam aankondigen van de nieuwe laatstejaarsstudent die de vlaggendrager zal worden van de Amerikaanse vlag voor het academiejaar 1926." Hij vouwde een klein stukje papier open en keek dan rond naar het publiek. "De nieuwe laatstejaarsvlaggendrager is sergeant James Grayson."
Cadet Grayson sprong met een gil recht van zijn plaats achteraan in het publiek en haastte zich doorheen het centrale gangpad naar het podium. Het publiek applaudisseerde. Op het podium ging hij in de houding staan tegenover sergeant Jensen terwijl cadet Smith de microfoon vasthield voor de sergeant die naar cadet Grayson staarde terwijl hij wachtte tot het publiek weer stil was.
"Zweert u op uw eer," zei de sergeant tegen cadet Grayson, "dat u de traditie van respect en trouw aan de Amerikaanse vlag in ere zal houden, net als al uw voorgangers hebben gedaan aan de Octavia Pompeii Academy?"
"Dat zweer ik, sergeant."
"Zweert u dat u deze relikwie van eer zal beschermen tegen vuur en onweer en dat u haar veiligheid boven de veiligheid van uw eigen lijf en leden zal stellen?"
"Dat zweer ik, sergeant."
"Dan rest mij de grote eer de Amerikaanse vlag aan uw zorgen toe te vertrouwen."
De sergeant reikte de cadet de houten doos aan. De cadet nam hem aan, hield hem tegen zijn borst en draaide zich naar het publiek. Terwijl het publiek en de eerstejaars achter hem applaudisseerden, marcheerde cadet Grayson tot bij cadet Wilson. In een afgemeten en precieze beweging presenteerde cadet Wilson de vlaggenstok aan cadet Grayson. Na de overhandiging marcheerden ze allebei naar de linkerkant van het podium en gingen met het gezicht naar het publiek staan.
Cadet Benjamin Smith liep terug naar de katheder. "Graag stel ik u nu Calvin Hoskinson voor."
Een slanke jongeman stapte op het podium. Hij droeg een grijs uniform uit de Amerikaanse Burgeroorlog. Toen hij bij de katheder aankwam, schudde cadet Smith zijn hand en maakte dan plaats voor hem. De vlaggendrager met de vlag van Virginia zette een stap naar voor en liet de vlaggenstok zakken zodat de vlag mooi naar beneden hing.
Er zaten vlekken op de vlag, hij was gescheurd en er zaten verschillende kogelgaten in. Op de vlag stond de staatszegel van Virginia met een vrouwelijke krijger met een zwaard in haar rechterhand en haar rechtervoet op een liggend figuur die een tiran voorstelde van wie de kroon op de grond lag. Onder de twee figuren stond de Latijnse inscriptie Sic Semper Tyrannis: Zo vergaat het tirannen altijd. De achtergrond van de vlag was diepblauw.
De jongeman nam zijn pet af en stapte naar de katheder. "Mijn grootvader was soldaat Levin Hoskinson. Hij droeg de vlag van Virginia tijdens de Eerste Slag bij Manassas op 21 juli 1861. Zijn eenheid heette Virginia's Eerste Brigade, maar na het gevecht werd ze hernoemd tot de Stonewall Brigade, ter ere van haar commandant, generaal Stonewall Jackson.
"Generaal Jackson kreeg zijn beroemde bijnaam in het heetst van de strijd, toen de Geconfedereerde Staten terrein verloren. Brigadegeneraal Barnard Elliott Bee leidde de Derde Brigade van het Leger van de Shenandoah die zich op de linkerflank van generaal Jackson bevond. Hij schreeuwde: 'Daar staat Jackson als een stenen muur. Als we bereid zijn te sterven, zullen we overwinnen. Voeg je bij Virginia!'
"Generaal Bee stierf de dag na Manassas aan verwondingen die hij tijdens de strijd had opgelopen, maar Stonewall Jackson en zijn brigade leidden de aanval bij Manassas die het tij deed keren en die uiteindelijk de eerste overwinning van de oorlog opleverde voor het Geconfedereerde leger. Generaal Jacksons brigade vocht daarna nog achtendertig slagen uit tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog. Tijdens het conflict vochten meer dan zesduizend soldaten mee in de Stonewall Brigade, maar op het ogenblik dat ze zich overgaven in Appomattox, waren nog slechts tweehonderd haveloze, verslagen mannen over."
Calvin Hoskinson wachtte een ogenblik om het publiek de gelegenheid te geven even na te denken over de veldslag en de oorlog. Dan ging hij verder.
"Soldaat Lavin Hoskinson stierf die bloederige namiddag van 21 juli 1861. Hij was negentien, een jaar ouder dan ik nu ben.
"Mijn grootvader sneuvelde in Manassas, maar zijn vlag..." hij keek naar de drager van de Virginiaanse vlag die de doos met het glazen deksel zo hield dat het publiek de vlag erin kon zien, "...zijn vlag is hier vandaag en het is een eer voor mij dat ik gekozen ben om het bewaken van die waardevolle relikwie van ons heldhaftig verleden door te geven aan een nieuwe vlaggendrager."
Calvin wachtte tot het applaus wegebde en stapte dan opzij zodat cadet Smith de katheder kon gebruiken.
"De nieuwe bewaker van de Virginiaanse vlag is..." hij vouwde een vel wit papier open, "cadet-korporaal Fletcher Slaymaker."
Cadet Slaymaker sprong met een gil recht van zijn plaats tussen zijn ouders en haastte zich doorheen het centrale gangpad naar het podium.
Het publiek applaudisseerde terwijl hij door het gangpad liep.
Nadat de Virginiaanse vlag doorgegeven was aan cadet Slaymaker, ging hij bij de bewaker van de Amerikaanse vlag staan, terwijl Calvin Hoskinson naast sergeant Jensen ging staan. Ze schudden elkaar de hand en toen ging dr. Octavia Pompeii aan de katheder staan.
"De vlag van de Octavia Pompeii Academy is geen relikwie, maar hij wordt met evenveel eer en respect behandeld als de Amerikaanse en de Virginiaanse oorlogsvlag. Laten we hopen dat onze vlag nooit meegedragen wordt in de strijd, behalve als het voor tennis of schaak is." Ze wachtte tot het publiek weer stil was. "En daarin hebben we gezegevierd, is het niet, laatstejaars?"
De laatstejaars in het publiek juichten.
"En dat zullen we dit jaar ook weer doen..." ze keek naar ons, "of niet, eerstejaars?"
We juichten, zonder echt te weten waarvoor we juichten. Moesten we met andere scholen wedijveren in tennis en schaak? Ik hield niet echt van concurrentiestrijd, maar de jongens blijkbaar wel.
"De nieuwe vlaggendrager," zei dr. Pompeii, "van de vlag van de Octavia Pompeii Academy is..." Ze vouwde het vel papier open en er verscheen een verraste uitdrukking op haar gezicht, alsof het iemand totaal onverwachts was. Dan glimlachte ze tevreden en las de naam: "Cadet-korporaal Colt Handford."
Cadet Handford liep door het gangpad en sprong op het podium. Hij aanvaardde de enthousiaste handdruk van dr. Pompeii en ging dan in de houding staan om de vlag van de academie in ontvangst te nemen. Daarna nam hij zijn plaats in bij de andere twee vlaggendragers en glimlachte breed als het publiek zijn goedkeuring liet horen.
Hoofdstuk twee

“Hou je eens stil, Keesler,” zei Pepper tegen Liz terwijl ze de zoom van haar uniformrok vastspeldde.
Pepper was de secretaresse van dr. Pompeii. Ze was tweeëntwintig, Liz was zestien en ik veertien.
"Ik heb hoogtevrees," zei Liz. Ze knipoogde naar me.
Ik zat op mijn bed te kijken naar Liz die op een houten stoel stond terwijl Pepper Darling de lengte van haar rok aanpaste. "Miss Pepper," zei ik, "ik nodig moet spreken met dr. Pompeii."
"Waarom?" Pepper nam nog een speldje van tussen haar roodgeverfde lippen.
Ik dacht altijd in het Hindi, maar meestal sprak ik Engels. "Ik wil mijn plaats geven voor Fuse."
Liz en Pepper staarden me aan.
Het was de ochtend na de voorstelling op het podium en de overdracht van de vlaggen aan de nieuwe vlaggendragers. Ik had een slapeloze nacht achter de rug in de meisjesslaapzaal voor vier personen die Liz en ik deelden.
"Dat is onmogelijk." Pepper stak een speld in de zoom van de enkellange kaki rok.
"Dat kan je niet menen," zei Liz, "of wel, Raji?"
"Jawel, ik hoor hier niet."
“Daar heb je gelijk in," zei Pepper. "Draai je om, Keesler."
Liz keek over haar schouder naar Pepper. “Ze heeft evenveel recht om hier te zijn als ieder ander.” Liz was groot en slank, ze had krullend kastanjebruin haar dat tot halfweg haar rug reikte.
"Misschien," zei Pepper, "maar het is niet omdat ze een schaakwonder is dat ze door de eerste examenronde zal raken."
"Wie zegt dat?"
Pepper keek kwaad naar haar. "Heb je het schoolrapport gezien van Devaki?"
"Nee."
"Ik ook niet. En weet je waarom niet?"
Liz schudde haar hoofd.
"Omdat ze er geen heeft. Volgens mij is dat meisje nooit naar school geweest. Kom maar naar beneden, dan kunnen we zien of je jasje past."
“Ze is naar school geweest in India.” Liz stapte van de stoel en trok het jasje aan dat Pepper voor haar klaarhield. "Ze hebben waarschijnlijk helemaal geen rapporten daar."
Pepper keek even naar me met een opgetrokken wenkbrauw.
"Ze is waar, Liz. Ik ben nooit naar school geweest.”
"Als dat zo is," zei Liz, "hoe ben je dan uitgenodigd voor de wedstrijd?"
"Dat is het rare ding dat ik toch ook niet begrijp. Tot het moment waarop dr. Pompeii mijn naam zegt en nummer geeft voor wedstrijd, ik wist zelfs niet dit gebeurde met me."
"Wat vind je daarvan, Pepper?" zei Liz. "Ik dacht dat het door goede punten op school was dat je uitgenodigd werd om deel te nemen aan de wedstrijd voor de academie."
"Ja, zo of..." Pepper tilde de schoudervullingen van het jasje op en keek naar de handen van Liz. "Wil je de mouwen tot voorbij je pols, zo?"
Liz schudde met haar armen en keek naar beneden; dan trok ze haar linkermouw twee centimeter omhoog. "Tot hier zo."
Pepper speldde de zoom van de mouw vast. "Of uitzonderlijke intellectuele capaciteiten," vervolledigde ze haar gedachtegang.
Het jasje van Liz was een koningsblauwe blazer met een wapenschild dat op de linkerborstzak geborduurd was. Het wapenschild bestond uit gekruiste tennisrackets achter het schaakstuk paard. Een witte blouse en een gele das, samen met zwarte, hoge schoenen en onze kaki rok, zouden ons uniform vervolledigen. De kleuren en de stijl waren identiek aan het uniform van de jongens dat bestond uit een jasje en een lange broek.
"Wat is betekenis van ding je zei, miss Pepper?" vroeg ik.
"Slim zijn, zeker?" zei Pepper.
Liz glimlachte breed naar me.
"Trek je rok aan, Devaki," zei Pepper, "zodat ik de zoom kan inleggen."
"Maar waarom de moeite? Ik zal niet uniform nodig hebben."
"Ik voer alleen bevelen uit. 'Leg de zoom van hun uniform in voor de naaister,' zei dr. Pompeii tegen me, dus leg ik de zoom van jullie uniform in. Als jouw uniform nog een jaar ongebruikt in de kast blijft hangen, wat dan nog? Trouwens, je kan je plaats aan niemand afstaan."
"Het is mijn plaats. Waarom kan ik niet hem geven?"
"Als jij stopt, zal dr. Pompeii je vervangen door een van de plaatsvervangers."
“Is Fuse een van die plaatsvervangers?”
"Dat is vertrouwelijke informatie."
"Wat is wat je zegt?"
"Het is een geheim," zei Liz. Ze trok haar jas voorzichtig uit om zich niet aan de spelden te prikken.
“Maar jij weten dit geheim, miss Pepper?"
Pepper knikte.
"Waarom jij zegt het niet?"
"Wel, dan zou het geen geheim meer zijn, hé. Haast je wat met je rok, ik moet nog zeker vijftig rapporten typen."
Ik trok mijn rood-groene sari uit, legde hem op het bed, trok mijn slip recht en stapte in de lange rok. Ik hield hem vast rond mijn middel zodat hij niet van mijn heupen zou vallen.
"Wat ben je een klein, mager ding," zei Pepper terwijl ze de rok flink inpakte rond mijn middel.

* * * * *

Ik zat aan mijn bureau in de meisjesslaapzaal en staarde door het raam naar de vroege ochtendmist. Ik had een erg onbehaaglijk gevoel, alsof ik ergens anders moest zijn.
Die morgen toen Fuse en ik bovenop de silo klommen om naar de zonsopgang boven de Caroline Bellheuvel te kijken...
Een zuchtje wind roerde de mist buiten mijn raam tot piekerige slierten, maar dan viel hij neer als een dikke, natte deken.
Het was maar een herinnering... zo veraf, maar oh, zo mooi...
"Hé, dromer," zei Liz vanop haar bed, waar ze haar kousen aan zat te trekken. "Je hebt die blik weer."
Ik keek naar mijn kamergenote. "Ik weet het."
"Haast je maar wat als je pannenkoeken wil voor de jongens ze allemaal binnen schrokken."
"Ik niet veel honger."
"Maar ik wel, en je weet hoe erg ik het zou vinden om alleen met achtennegentig jongetjes te moeten eten."
De studentenpopulatie van de academie bestond uit honderd tieners - vijftig eerstejaars en vijftig laatstejaars.
"Jongetjes?"
"Ze zijn toch suf, klef, idioot, onnozel..."
"Vind je Fuse ook jongetje?"
Liz zuchtte en ging staan om haar jurk over haar hoofd te trekken. Ze streek het lichtblauwe linnen glad en trok dan het lijfje recht. "Nee, Raji. Ik vind dat Fuse een prins is." Ze draaide haar rug naar me toe terwijl ze de uiteinden van de stoffen riem achter zich uitstak. Onze schooluniformen waren nog niet terug van de naaister.
Ik nam de riem aan, trok hem strak en knoopte hem dan dicht in een grote strik.
"Hij is lief, schattig, intelligent," zei Liz, "en... even denken... wat heb je me nog verteld?"
"Slim, knap..."
"Ja, dat allemaal." Liz haalde nog een jurk uit haar kast en gooide hem naar me. "Ik heb een vraag voor je: als hij zo geniaal is, waarom heeft hij dan de top vijftig niet gehaald in de wedstrijd?"
"Rodger Kavanagh heeft Fuse verslaan met tennis." Ik hield de op maat gemaakte jurk omhoog bij de schouders en bewonderde hem. “En met schaak ook."
"Kavanagh heeft de plaats van Fuse niet afgepakt. Kavanagh versloeg iedereen met vlag en wimpel - behalve jou - met schaak."
"Mag ik je mooie jurk dragen deze dag?" Ik ging staan om hem tegen mijn lichaam te houden terwijl ik mijn rechtervoet vooruitzette om de kleurrijke stof te bewonderen.
"Ja, hoor, als je hem draagt om naar de kantine te gaan en te kijken hoe ik een stapel pannenkoeken verorber."
Ik glimlachte en tilde de boord van mijn roze nachtjapon omhoog om hem over mijn hoofd te trekken. Dan gooide ik de nachtjapon op mijn bed en stapte in de jurk. "Sorry, Liz, maar ik mis hem zo erg." Ik trok mijn haar, dat tot mijn middel reikte, uit de kraag en begon dan de jurk dicht te knopen in mijn nek.
"Ik mis mijn hondje ook, maar er komt een moment waarop je moet loslaten." Liz nam haar borstel van de commode.
"Waarom?"
Ze begon haar haar te borstelen. "Omdat ik liever de geheimen van de anatomie zou leren kennen dan de hele dag bij de haard te liggen terwijl een stinkende hond in mijn gezicht likt." Ze keek even naar mijn haar." Jouw haar is erg lang. Is het al ooit geknipt?"
"Ik vraag het me soms af."
"Of je haar al eens geknipt is of gaat het over die stinkende hond?"
Ik lachte.
"Dat is beter." Ze liet de borstel op haar onopgemaakte bed vallen. "Zo, laten we nu naar de kantine gaan en uitvinden hoeveel flauwe grappen we kunnen verdragen voor we moord en brand schreeuwen."

* * * * *

Ik zag Liz op een erg onelegante manier over een bank stappen in de kantine terwijl ik rondkeek op zoek naar een lege plaats aan de lange tafel.
"Appleby," zei ze en ze plaatste haar dienblad op de tafel, "moet je echt schaken terwijl we eten?"
Clayton Appleby, een eerstejaars, keek naar Liz die naast hem zat. “Hé, Keesler.” Hij likte ahornstroop van zijn vingers en pakte zijn zwarte paard vast. "Moet je echt eten terwijl we schaken?"
Ik ging tegenover Liz zitten en hield mijn knieën samen als ik op de bank schoof. Ik glimlachte naar Clayton en keek dan naar het schaakbord. Ik schudde heel lichtjes mijn hoofd terwijl ik mijn mes en vork vastnam.
Clayton zette zijn paard terug waar het stond. Andrew Hobbs keek van Clayton naar mij en weer terug. "Komaan zeg, Devaki. Ik had hem kunnen schaakmat zetten in drie zetten."
Liz onderdrukte een giechel en pakte het boterschaaltje. "Hobbs," zei ze terwijl ze boter op haar pannenkoek smeerde, "je kan nog geen koe schaakmat zetten." Ze gaf de boter aan me door.
Andrew keek naar Liz en dan naar de pion die Clayton naar voor gezet had. "Sorry, Keesler," zei Andrew en hij nam de pion met zijn loper. "Je hebt de laatstejaars blijkbaar gehoord toen ze je een koe noemden."
Iemand verderop aan de tafel loeide en Liz leunde naar voor om hem een boze blik toe te werpen. "Tja, ze noemen me tenminste geen schaakgek." Ze nam een hap druipende pannenkoek.
"Hé, ober," zei Clayton, "we hebben meer stroop nodig hier." Hij stak de lege karaf in de lucht.
"Jazeker," zei de laatstejaarsstudent die moest opdienen. Hij droeg een lange, witte schort over zijn schooluniform. "Tot uw dienst, mijnheer."
Hij kwam langs het gangpad achter de banken en wrong zich tussen mij en Andrew. Ik leunde opzij en de laatstejaars goot warme ahornstroop uit zijn grote kan in de kleinere die Clayton vasthield.
Ik had net mijn eerste hap genomen toen een andere laatstejaars aan de tafel achter me met zijn vork tegen zijn lege glas tikte. "Hé, ober," zei de student, "ik wil nog melk."
De laatstejaars naast me keek naar de andere student terwijl hij bleef stroop gieten en een spoor van stroop achterliet op het witte tafelkleed en op mijn bord. Ik zag dat de stroop van mijn bord begon te lopen en wilde het wegtrekken. Ondertussen deed de laatstejaars alsof hij niet merkte dat er iets verkeerd was.
"Ik kom onmiddellijk, mijnheer."
Hij bleef de warme, kleverige stroop over mijn bord gieten en dan in mijn schoot. Ik slaakte een gil en duwde de stroopkan weg.
"Hé!" zei de laatstejaars terwijl hij de rest van de stroop op mijn borst goot. "Je hebt me op mijn arm geslagen." Hij sprak luid. "Kijk nu wat je gedaan hebt."
"Ik heb dat niet gedaan!" schreeuwde ik en sprong recht. Ik greep naar een linnen servet en probeerde de stroop weg te vegen, maar ik voelde het door mijn kleren doordringen tot op mijn vel. "Waarom doe je dit ding met me?"
"Stommerik," zei Liz tegen de laatstejaars. "Dat heb je opzettelijk gedaan."
Haskell Layzard, een eerstejaars, lachte. "Wat scheelt er, Devaki? Heb je een accidentje gehad?"
De laatstejaars die melk gevraagd had lachte en verschillende anderen begonnen mee te lachten - ze wezen naar me terwijl ik het kleverige goedje probeerde weg te deppen.
De laatstejaars die moest opdienen, zag dat de stroop van mijn jurk afliep tot op de vloer en hij grijnsde als een dikke Kolderkat.
"Kijk naar Devaki, het onnozel wichtje," zei een andere laatstejaars, "straks begint ze te huilen."
"Boehoehoe. Ik wil mijn mama," zei een andere student lachend.
Op dat ogenblik hoorde ik het schelle geluid van een politiefluitje en ik dacht dat er iemand zou komen om de laatstejaars terecht te wijzen omdat hij zo'n knoeiboel gemaakt had. Iedereen keek naar de zijdeur van de kantine waar een grote vrouw stond met haar armen gekruist en haar voeten uit elkaar. Ze droeg het blauw-bruine schooluniform. Het blinkende fluitje viel van tussen haar lippen en bungelde aan een ketting rond haar nek.
"Vijf minuten!" schreeuwde ze.
De laatstejaars met de nu lege stroopkan haastte zich naar de keuken en de andere laatstejaars grepen hun dienblad en verlieten de tafel. Ze gingen in een rij staan om hun restjes in een grote afvalbak te dumpen. Nadat ze hun bord schoongemaakt hadden, plaatsten ze het dienblad en de vaat op een toog bij een lang raam dat toegang gaf tot de keuken. Het keukenpersoneel nam de vieze borden even snel weg als ze neergezet werden, terwijl studenten-van-dienst de etensresten en het overgebleven eten aan de toog begonnen op te ruimen.
"Waarom moet het zo snel?" vroeg Clayton terwijl hij toekeek hoe de laatstejaars in rij langs de zijdeur naar buiten gingen.
"Ze gaan naar de les, veronderstel ik," zei Andrew.
"Liz," zei ik, "die mooie jurk jij leent me, is nu vernield."
"Maak je geen zorgen, het zal er wel uit wassen," zei Liz. “Ik denk dat we beter vertrekken."
We namen allebei ons dienblad, verlieten de tafel en gingen in de rij staan bij de eerstejaars, waar we traag aanschoven tot bij het raam om ons dienblad op de toog achter te laten. Het leek alsof het afruimen van de toog plots stilviel zodra alle laatstejaars de kantine verlaten hadden, waardoor de eerstejaars moesten wachten op een plaats om hun dienblad neer te zetten.
"Waarom die studenten in de keuken?" Ik bleef mijn jurk afvegen met het servet, maar het haalde niet veel uit.
“Misschien verdienen ze wat extra geld zo,” zei Liz.
"Ze zien niet zo gelukkig uit."
"Kom, we moeten het lokaal voor onze eerste les gaan zoeken."
Liz en ik gingen bij de andere studenten in de rij staan om naar buiten te gaan via de zijdeur waar de grote vrouw stond. Ze bleef kijken naar een wandklok aan haar linkerkant. Toen we bij de deur kwamen, gaf de vrouw me een vel roze papier.
"Dank u." Ik keek naar het vel papier.
"Naam?" De vrouw hield een geel potlood klaar boven haar clipboard.
"Rajiani Devaki."
"Wat is dit?" vroeg Liz toen de vrouw haar een vel roze papier gaf.
"Je bent te laat."
De vrouw had een normale lengte, maar haar benen waren te lang, waardoor ze er vreemd uitzag met haar kort bovenlichaam en dikke nek. Als haar jas zwart geweest was, had ze geleken op een pinguïn met lange poten.
"Hoe heet je?"
"Een strafpunt?!" riep Liz uit. "Waarom?"
"Ik zei dat je te laat bent. Geef me je naam en schuif door voor je nog een strafpunt krijgt voor ongehoorzaamheid."
“Elizabeth Keesler,” mompelde Liz.
“Waarom we krijgen strafpunten?” vroeg ik aan Liz terwijl we de kantine verlieten.
"Tien seconden over acht." Liz keek kwaad naar haar vel roze papier. "Die oude zuurpruim geeft ons strafpunten omdat we tien seconden te laat uit de kantine gekomen zijn. Zo belachelijk."
"We moeten naar onze eerste les," zei ik.
"Ja, Engels, maar we hebben onze blocnote en potloden nodig."
Liz ging voor naar het administratiegebouw waar onze slaapzaal was.
"En ik moet andere jurk aantrekken."
Toen we onze kamer binnenkwamen, zag ik drie vellen roze papier op mijn bed.
Hoofdstuk drie

Het Hotel Belvedere langs de troebele rivier in Richmond, Virginia, leek wel een aftandse bakstenen grafzerk in een kerkhof vol vervallen gebouwen.
Op een braakliggend terrein naast het hotel, dat vier verdiepingen telde, lagen een collectie afgedankte beddenbakken, ijzeren tractorwielen, potkachels en een uitgebreid assortiment roestende en rottende restanten van de beschaving. Aan de andere kant van het hotel stond een dichtgetimmerde fabriek die ooit takelblokken en scheepstuigen had geproduceerd voor de Amerikaanse Marine. Het vervaagde, in het wit geschilderde opschrift, 'Richmond Block Mill', was nog zichtbaar op de potdekselmuur van het vervallen gebouw.
Een man in een blinkend, blauw pak en zwarte vilthoed stond op de gebarsten, cementen treden van het hotel de omgeving te overzien met een tevreden uitdrukking op zijn gezicht. Hij beklom nog twee treden en draaide zich dan om om naar de herenhuizen op de beboste klif aan de overkant van de rivier de James te kijken. Ze leken wel fonkelende diamanten in de halsketting van een dikke, rijke weduwe. Hij hield de zon uit zijn ogen met zijn hand om een specifiek huis, dat eruit sprong als was het de centrale steen in een reeks van blinkende juwelen, beter te kunnen bekijken.
De donkere jongeman nam zijn hoed af en keek er minachtend naar; waarschijnlijk dacht hij aan de comfortabele tulband die hij achtergelaten had. Dan beklom hij met zijn hoed in zijn hand de rest van de treden en ging de muffige hotellobby binnen.
Aan de balie aarzelde hij even voor hij het gastenboek tekende en schreef dan voorzichtig en weloverwogen een naam neer.
William Fortescue, die de balie bemande, maar ook de conciërge, de piccolo en de eigenaar van het Hotel Belvedere was, las de naam in het gastenboek en bekeek de jongeman dan even.
De man glimlachte.
"Waar is uw bagage, Mr. Albert Manchester?"
Mr. Manchester staarde de bediende een hele poos aan alsof hij iets probeerde te begrijpen.
"Tassen?" zei Fortescue. "Waar zijn uw tassen?"
"Ah, ik zie uw woorden nu duidelijk. Tassen worden geleverd binnenkort door inheemse kruier."
Fortescue bekeek de man van kop tot teen en probeerde zo te achterhalen wat zijn achtergrond was. “Inheemse kruier?”
Mr. Manchester knikte.
"Oké dan. Twee vijftig per nacht of tien dollar per week."
"Twee nachten zal de duur van mijn verblijf zijn." Hij haalde een dikke stapel bankbiljetten uit de voorste zak van zijn broek, haalde er een dollarbiljet van en gaf het aan Fortescue.
Mr. Fortescue aanvaardde het dollarbiljet en streek het glad op de balie. "Moet ik ervan uitgaan dat u van plan bent uw kamer per tien uren te betalen?"
"Ik wens te vereffenen voor twee nachten, inclusief een dag ook."
"Wilt u dat ik vijf dollar maak van dit dollarbiljet?"
Mr. Manchester streek zijn dikke, zwarte haar plat en krabde dan aan zijn wang. "Deze bankbiljettenwaarden zijn helemaal niet duidelijk voor mij." Hij nam een tiendollarbiljet van de stapel en gaf het aan de bediende.
Mr. Fortescue glimlachte, gaf hem het dollarbiljet terug en gaf dan het wisselgeld op tien dollar.
De nieuwe gast legde een dubbeltje op de balie en stopte zijn bankbiljetten weg.
De bediende keek even boos naar het dubbeltje voor hij het oppakte. "Diner stipt om zeven uur."
"Ja, mijnheer. Ik ben in volledig begrepen. En nu, als het u uitkomt om ons de weg te zeggen naar het botergramkantoor."
Fortescue grinnikte om het schabouwelijke Engels van de man. "Twee straten verderop," hij gebaarde met zijn hoofd naar links, "en dan de treinsporen oversteken."
"Dankzij u, mijnheer."
Hij verliet het hotel, wandelde gezwind naar het telegraafkantoor en stuurde het volgende bericht naar een Mr. Parjeet Kartoom in New York City:

Te onderzoeken object gezien. Wacht op instructies voor handelswijze.

AM
Hoofdstuk vier

Fuse stond bovenop de silo naar de zonsopgang boven de Caroline Bellheuvel te kijken. De beboste heuvel bevond zich op vijf kilometer van de boerderij van de Fusiliers in Appomattox County, Virginia.
Niet zo mooi als vroeger. Hij keek even naar het noorden. Ze is maar honderdzestig kilometer van hier, maar het konden er evengoed tienduizend zijn.
Hij klom langs de ladder naar beneden en begon aan zijn karweien; het werk dat hij en Raji voordien samen deden. Ransom, het miniatuurpaard, liep met hem mee, maar hij huppelde en hinnikte niet zoals voorheen. Hij hield gewoon de schijn op, net als Fuse. Wanneer Fuse kippenvoer rondstrooide, snuffelde Ransom aan het hooi achter de schuurdeur en ging dan liggen terwijl hij de twee boerderijkatten die achter hem liepen, negeerde.
“Je mist haar ook, hé, rappe Ransom?” Fuse gooide de rest van het kippenvoer uit zijn emmer en hing hem dan aan een houten haak. "Kom, laten we gaan kijken hoe het gaat met Cleopatra en Alexander."
Het kleine paard zuchtte diep en liet zijn kin tot in het hooi zakken.
Fuse zwaaide de zijdeur van de schuur open en begon de enorme stal uit te mesten waar de percherons Cleopatra en Alexander de nacht doorbrachten.
"Opzij, Alex," zei Fuse en hij duwde tegen de achterhand van het paard.
Alexander staarde even naar Fuse en ging dan naar buiten. Cleopatra volgde hem.
Alles zou al lang gedaan zijn als Raji hier was.
Fuse mestte de hele stal uit en strooide dan een verse laag stro op de grond. Toen hij een emmer gebroken maïs naar de varkens bracht, hoorde hij dat zijn moeder hem riep vanop de veranda.
"Vincent, het ontbijt is klaar."
"Oké, mama."
Hij goot de maïs in de trog van de varkens en hing de emmer dan over een paal.
Ik zal de koeien na het ontbijt melken.
Er was geen haast om het werk op de boerderij rond te krijgen nu hij niet meer naar school ging. Na de drukte van de wedstrijden vorige week op de academie leek het boerderijwerk saai en zinloos.
Is dit wat overblijft van mijn leven? Varkens voederen en paardenstallen uitmesten?
Fuse had zijn middelbare school afgemaakt in de lente en dacht alleen maar aan studeren aan de Octavia Pompeii Academy. Nu was die droom ten einde en hij had helemaal geen plannen voor de toekomst. Hij kon allicht wel ergens anders gaan studeren, maar dat zou niet de school zijn waar hij heen wou.
Fuse liep door de schuur, naar de achterkant. Hij stopte even bij de Ford model T om tegen een platte band te schoppen.
Nog een probleem dat ik zal moeten oplossen.
Achteraan in de schuur, in de smederij, vond hij de boerenknecht.
"Mr. Cramer," zei Fuse, "Wat denkt u van ontbijten?"
"Ah, het toverwoord, mijn vriend," zei Mr. Cramer, "ontbijten." Hij legde het lederen tuig opzij waaraan hij aan het werk was en ging staan om het stof van de vervaagde grijze overall te vegen. "Hoe gaat het met je vanmorgen, Vincent?"
"Prima."
Mr. Cramer keek naar hem en kneep zijn ogen tot spleetjes. "Wat denk je dat Mrs. Fusilier klaargemaakt heeft als ontbijt?" Hij goot water in de teil uit een eiken emmer.
"Wie weet?"
Mr. Cramer waste zijn gezicht en nam dan een handdoek die aan het haakje hing. Hij droogde zijn handen en zijn gezicht af en hing de handdoek dan weer op zijn plaats.
"Deze oude boerderij is niet dezelfde zonder haar, hé."
Fuse schudde zijn hoofd en ging weg.
Hoofdstuk vijf

De laatste les van de dag was aardrijkskunde. Mr. Lampright, de instructeur, stelde een vraag.
"Geef de naam van een land in Europa dat een binnenstaat is omgeven door binnenstaten."
Drie handen gingen de lucht in, een ervan was die van Liz.
Ik had geen idee wat bedoeld werd met 'binnenstaat', dus noteerde ik het woord om het die avond in de bibliotheek op te zoeken. Ik had al een lange lijst begrippen om op te zoeken.
Mr. Lampright keek rond in het klaslokaal tot zijn ogen op mij vielen.
Oh, nee. Vraag het alstublieft niet aan mij.
Terwijl hij nog altijd naar mij staarde, zei de instructeur: "Elmer Harkey."
Wat een opluchting.
"Eh... I-ik," stamelde Elmer, "eh... Duitsland?"
"Verkeerd, Mr. Harkey. Duitsland heeft onder andere een haven in Hamburg aan de Noordzee. Miss Keesler, denk je dat je het antwoord kent?"
"Liechtenstein."
“Correct. Liechtenstein grenst aan Zwitserland en Oostenrijk en geen van beide hebben een zeehaven."
Elmer Harkey keek boos naar Liz, trok dan een gezicht en schudde zijn hoofd heen en weer.
"Zo, cadet Harkey," zei Mr. Lampright, "een kans om je reputatie te herstellen. Waar bevindt zich het Baikalmeer?"
"Afrika," antwoordde Elmer Harkey meteen.
"Nee. Iemand anders?"
Verschillende handen gingen de hoogte in. Na een ogenblik stak ik ook mijn hand op. Ik was bijna zeker dat ik wist waar het meer was en ik vermoedde dat het belangrijk was om zoveel mogelijk deel te nemen aan de lessen, al was het maar omdat ik dan verplicht zou zijn harder te studeren.
Mr. Lampright glimlachte. "Cadet Devaki."
"Ik denk dat het in Siberië is."
"Goed zo, Devaki. Laten we nu het Himalayagebergte bespreken. En denk eraan je voor te bereiden zodat je klaar bent om morgen vragen te beantwoorden over hoofdstuk drie en vier."

* * * * *

De volgende dag, na het middageten, speelden Liz en ik schaak. Voor we het beseften, was het uur voorbij en moesten we ons haasten om onze geschiedenisboeken te halen en naar het lokaal te rennen.
We waren twee minuten te laat. Mr. von Hoffbrau schreef de roze papiertjes waarmee we elk een strafpunt kregen en ging dan verder met zijn les over de Tweede Punische Oorlog.
Ik deed hard mijn best om te snappen waarover de instructeur sprak, maar hij sprak niet alleen te snel om te kunnen volgen, hij had bovendien een zwaar accent. Het enige wat ik goed verstond, was dat de leesopdracht hoofdstuk een tot en met drie was, want dat schreef hij op het bord.

* * * * *

Aan het begin van de les wetenschappen schreef Mr. Alfred Simpalus zijn naam op het bord en keek dan naar ons.
"De beste manier om wetenschappen te leren," zei Mr. Simpalus, "is door het zelf te ervaren. We zullen geen dissectie doen van kikkers, maar we zullen ze bestuderen om te leren hoe ze aan voedsel komen, hoe ze groeien en hoe ze zich voortplanten. Zoals je ziet, zijn er in het leslokaal geen glazen bokalen of kooien. Dat is omdat we de kikkers niet in gevangenschap zullen bestuderen. We zullen ze observeren in hun eigen leefomgeving, namelijk in de vijver voorbij de schuur en de kraal."
Er klonk wat gefluister terwijl de instructeur voor ons ijsbeerde.
"Ja, we hebben hier een schuur, een kraal en een vijver, maar ook een bos met loblollydennen en platanen en een tuin van vierduizend vierkante meter. Je vindt dat allemaal op wandelafstand achter het Hannibalhuis. Morgen komen we samen in de schuur, waar je kennis zal maken met de twee paarden, vier koeien, vijf schapen, twee dozijn kippen en een ezel. Je zal ook Mr. Frazer ontmoeten, onze conciërge. De eerstejaars zal worden gevraagd Mr. Frazer te helpen met zijn werk."
Er kwam wat gekreun van achterin het lokaal.
"Je zal stallen uitmesten, onkruid wieden in de tuin, bomen snoeien, koeien melken en eieren rapen voor de koks. En je moet goed luisteren naar Mr. Frazer, want sommige dingen die hij je zal vertellen, worden ook bevraagd op het examen. Morgen krijgt iedereen een overzicht met de dagen en tijden waarop je Mr. Frazer moet helpen."

* * * * *

Die avond in de kantine waren er maar vijf eerstejaars die geen verzameling roze blaadjes met strafpunten hadden.
"Waarom krijgen we eigenlijk die stomme strafpunten?" vroeg Liz terwijl ze bruine saus over haar puree lepelde.
Een van de eerstejaars aan de tafel achter ons sprak met een klagerige, zangerige stem. "Waarom krijgen we eigenlijk die stomme strafpunten?" Zijn vrienden lachten. "Boehoe." Hij wreef met zijn vuisten in zijn ogen. "Ik wil mijn mama."
Meer gelach.
Ik keek boos naar de eerstejaars. "Elmer Harkey, waarom je niet zwijgen?"
Een paar seconden bleef het stil, maar dan spotte een laatstejaars met een schrille, klagende stem: "Raji Dekaki, waarom jij niet zwijgen?"
De andere jongens lachten.
“Luister niet naar hen,” zei Liz, "ze lijden gewoon aan een collectief minderwaardigheidscomplex."
"Oh, Reynolds," zei Harkey, "ik wist niet dat je een collecte deed voor een mindervaardigheidscomplex."
"Grappig, hoor," zei Liz en at verder.
"Hé, Balboni," riep een laatstejaars, "wat gebeurt er wanneer een onnozel wichtje tien strafpunten heeft?”
"Weet je dat niet?" zei Balboni. "Dan krijgt ze een week lang KD."
"Een week KD," zei Reynolds, "wat leuk."
Hij ging staan, pakte zijn dienblad beet en ging naar de afvalbak om er zijn restjes in te gooien. Verschillende andere laatstejaars volgden hem.
Hobbs, die naast Liz zat, boog zich naar haar. "Wat is KD?"
"Ik heb er geen idee van."
"Keukendienst," zei Clayton. Hij zat naast mij, tegenover Liz.
Liz leunde naar voor om Clayton te zien. "Wat moet je doen als je keukendienst hebt?" vroeg ze.
"De koks helpen, potten en pannen afwassen, de andere studenten bedienen. Zie je die gasten door het raam in de keuken?"
We keken alle drie die richting uit en dan weer naar Clayton.
"Zodra de kantine leeg is, moeten ze de volledige ruimte schoonmaken en alle schotels wassen."
"En 's morgens," vroeg ik, "hoe zij raken in klas voor starttijd?"
"Ze mogen te laat komen in de eerste les, maar ze moeten aan de andere studenten vragen wat ze gemist hebben."
"Oh, hemeltje," fluisterde Hobbs. "Liz, hoeveel strafpunten heb je?"
Liz opende haar hand en spreidde haar vijf vingers terwijl ze kauwde op een hap vlees.
Hobbs staarde naar zijn bord. "Ik heb er al zeven."
"Waarom eigenlijk zij doen ons werken?" vroeg ik.
“Discipline, denk ik,” zei Liz.
"En die discipline zal van ons maken goede studenten?"
"Wel," zei Liz, "na een week KD, zal je allicht wel zorgen dat je bed opgemaakt is, je kleren ophangen en de vloer geveegd is voor je gaat ontbijten en je zal wel op tijd in de les zijn."
Het politiefluitje weerklonk wanneer Miss Elvira Gulch bij de deur ging staan boos kijken naar de studenten die naar buiten gingen.
Liz slurpte van haar melk en sprong dan recht. "Ik wil niet nog een strafpunt van Mevrouw Sterkearm."
Hobbs en ik grepen ons dienblad vast en volgden Liz naar de afvalbak. Hobbs had geen hap gegeten.

* * * * *

Op dinsdag hing Pepper Darling de lijst met strafpunten uit aan het mededelingenbord.
Alle laatstejaars stonden te wachten om ernaar te kunnen kijken zodra Pepper de tweede punaise in het bord duwde.
"Wow!" schreeuwde Kirkpatrick en hij tikte met zijn vinger op de bovenste regel. "Kijk naar Hobbs! Hij heeft er al zeven. Misschien zal ik toch geen KD krijgen volgende week. Ik sta bijna helemaal onderaan de lijst."
Pepper wrong zich tussen de jongens en ging terug naar haar bureau.
"Dat zou je wel willen," zei Layzard. "Hobbs is de winnaar nog niet."
"Oh, ja?" zei Kirkpatrick. "Als je nog een keer de avondklok niet respecteert, spring je meteen naar bovenaan de lijst."
"Maak je maar geen zorgen, Kirkpatrick."
"Kijk waar de onnozele wichtjes staan," zei Elmer Harkey en hij wees naar het midden van de lijst.
Liz, Hobbs en ik stonden achterin het groepje studenten en probeerden de lijst te zien over het hoofd van de laatstejaars.
Harkey merkte ons op. "Hé, jongens, laat de drie dames eens door." Hij grijnsde en stapte opzij terwijl hij de andere laatstejaars uit de weg duwde. Ze maakten plaats zodat een doorgang naar het mededelingenbord ontstond.
"Shoot," zei Liz. "Nummer vijf op de lijst."
"En ik ben nummer zes," zei ik.
Toen Hobbs naar de lijst keek, liet hij zijn schouders hangen.
Een van de laatstejaars gaf hem een schouderklopje. "Maak je geen zorgen, man, het is maar een week dat je op moet om 3 uur en gaat slapen om 10 uur. Tenzij je 's avonds na de KD nog wil studeren, dan wordt het misschien 1 uur 's nachts en dan moet je weer op om 3 uur."
Hobbs duwde de hand van de jongen weg en baande zich zo snel mogelijk een weg door het lachende groepje.
"Jullie zijn een bende stomkoppen." Liz keek boos naar de laatstejaars. "Dat weten jullie toch, hé?"
"Hé, Emmerharkje, ik denk dat ze je uitscheldt."
"Ja, wel, volgende week," zei Elmer Harkey, "zal ze ons, stomkoppen, bedienen aan tafel."
Hij lachte en gooide zijn wetenschapsboek in de lucht. Een laatstejaars sprong omhoog en sloeg het boek weg. Het viel op de grond en gleed verder door de gang. De anderen renden erheen voor een spelletje boekje-schoppen terwijl ze elkaar duwden en porden.
Naast de lijst met strafpunten hing nog een lijst. Op die getypte lijst stonden drie namen.
"Hier is de lijst met bonuspunten," zei ik, de titel lezend bovenaan het papier.
Liz keek naar de lijst. "Clyde Breckenridge, drie punten," las ze van de lijst. "James Walker, een punt en Michael Lemondowel, een punt. Allemaal laatstejaars."
"Hoe kunnen we punten verdienen, denk je?"
Liz haalde haar schouders op. "En waar dienen ze voor?"
"Misschien heft een bonuspunt een strafpunt op."
"Hm... misschien," zei Liz. "Hé, kijk. Er heeft iemand een paardje getekend onderaan het papier."
"Als Miss Pepper dit ziet, wordt ze kwaad," zei ik.
"Ja. Kom op, de les Engels begint over vijf minuten."

* * * * *

De tweede dag dat we wetenschappen hadden, leidde Mr. Simpalus ons naar de schuur op vijf minuten wandelen van het Hannibalhuis.
Het kronkelende pad liep langs dennen en platanen en het was best aangenaam om in de ochtendzon te wandelen en ondertussen te luisteren naar Mr. Simpalus' uitleg over de planten en de dieren.
“Sciurus carolinensis.” Mr. Simpalus wees naar een tak helemaal bovenaan een grote plataan. "De grijze eekhoorn."
De twee kwetterende eekhoorns klauterden langs de tak naar de stam van de boom. Even stopten ze om naar ons te kijken en dan klommen ze naar een hogere tak, vanwaar een van de twee naar de boom ernaast sprong.
"Het zijn knaagdieren die hoofdzakelijk op de takken en in de holen van bladverliezende bomen leven."
"Wat is 'bladverliezend'?" fluisterde ik tegen Liz.
"Hun bladeren vallen eraf in de herfst."
Van ergens links van ons kwam een schril geluid, als van een geroest wiel dat dringend geolied moet worden.
“Cyanocitta cristata,” zei Mr. Simpalus. "Van de familie Corvidae en inheems over heel Noord-Amerika. Beter gekend als de blauwe gaai."
Ik doorzocht de bomen op zoek naar de blauwe vogel. Toen het geluid als van een piepend wiel opnieuw weerklonk, zag ik hem bovenin een den. "Daar is hij."
De andere cadetten rekten zich en hielden de zon uit hun ogen om de blauwe gaai te kunnen zien.
“Loblollyden,” zei Mr. Simpalus. "Een groenblijvende boom inheems voor het zuidoosten van de Verenigde Staten."
"Loblolly," zei cadet Layzard. "Da's een grappige naam."
"Dat klopt," zei Mr. Simpalus. "Vroeger aten zeemannen toen ze op zee gingen pap die ze 'loblolly' noemden. Aangezien dit soort dennenbomen houden van zachte, vochtige aarde die lijkt op de pap van de zeemannen, werden ze 'loblollydennen' genoemd."
We verlieten het bos en kwamen bij een houten afsluiting met een hek in het midden. We duwden het hek open en stapten op een groot braakliggend terrein, waar we verwelkomd werden door een kleine ezel die ons luid iaënd tegemoet kwam.
“Goeiemorgen, Dusty,” zei Mr. Simpalus.
Dusty snuffelde aan de hand van de leraar en knabbelde dan aan zijn jaszak.
Mr. Simpalus klopte op de kop van de ezel. "Ja, ik heb iets voor je."
Hij haalde een grote wortel uit zijn jaszak en gaf hem aan Dusty. Sommigen moesten lachen toen ze Dusty op de wortel zagen kauwen.
“Equus afnicanus asinus,” zei Mr. Simpalus. "Gedomesticeerd lid van de Equidae, de familie van de paarden."
Dusty at de wortel helemaal op, met loof en al.
"Het mannetje van deze soort noemen we een 'ezelhengst' en het vrouwtje is een 'ezelin'. Als je even kijkt tussen de achterpoten van Dusty, zal je zien dat hij een..."
"Ezelhengst is," zei Wilson, "en een grote."
Die opmerking was goed voor wat gelach van de jongens en een brede glimlach van Mr. Simpalus.
"Hallo, wetenschappers," riep iemand achter ons.
We keken om naar de schuur en zagen een oude man mankend onze richting uit komen.
“Goeiemorgen, Mr. Frazer,” zei Mr. Simpalus. "Ik ben hier met de nieuwe studenten."
"Het is fijn zoveel opgewekte, stralende gezichten te zien. Laten we een bezoek brengen aan de schuur."
We volgden Mr. Frazer en Dusty liep met ons mee. In de schuur overviel me een gevoel van droefheid.
"De oude schuur werd gebouwd in 1885 en heeft al veertig winters overleefd..."
Mr. Frazer beschreef de schuur en zijn bewoners, maar ik hoorde niet veel van wat hij vertelde. Herinneringen overspoelden me en dreigden me te machtig te worden. Die eerste ochtend, toen Fuse me slapend vond in het hooi, en dan later, samen van de hooizolder neerkijkend naar de boerderijkatten beneden die Ransom, het miniatuurpaard, belaagden. We zorgden voor de twee percherons: Cleopatra en Alexander, we raapten eieren, voederden maïs aan de varkens... zoveel mooie herinneringen, maar triest ook, want ik miste de karweien die Fuse en ik samen deden. En onze gesprekken over schaak, India, zijn vader, James... in een mix van Engels en Hindi. Zo leerden we elkaars taal en cultuur kennen.
"... eiken balken, leiendak..."
Ik keek even naar boven en zag het licht schijnen door verschillende openingen in het dak.
Als Fuse dat zou zien, zou hij gereedschap gaan zoeken en omhoogklimmen om dat te repareren.
Ik glimlachte als ik me hem voorstelde daarboven op de balken, aan het zagen en timmeren.
"Wat is er zo grappig?" fluisterde Liz.
Haar woorden brachten me weer met mijn voeten op de grond. "Oh, i-ik hou echt van oude schuur als deze."
"Hou je van de geur ook?"
Ik knikte. Zelfs de geur van de dieren, de aarden vloer en het antieke hout van de balken en de palen. Alles herinnerde me aan een gelukkiger tijd; nog maar een week geleden, maar het leek al jaren.
Mr. Frazer leidde ons naar buiten door de schuifdeuren en naar het terrein errond waar verschillende kippen, parelhoenen en kalkoenen rondscharrelden op zoek naar insecten en zaadjes.
"De eenden en de kippen leggen twee dozijn eieren per dag," zei hij terwijl de kippen wegstoven voor ons.
Ik keek om me heen naar het gevogelte, maar zag geen eenden. Ik stak mijn hand op.
"Ja," zei Mr. Frazer, "Miss...?"
"Ik ben Raji Devaki."
"Miss Devaki, de eenden zijn op dit uur van de dag bij de vijver, als dat was wat je wilde vragen."
"Ja, mijnheer."
Hij opende een hek in een afsluiting van prikkeldraad. "Hier is het kippenhok. Er is niet genoeg plaats binnen voor iedereen, dus zal ik alleen met Miss Devaki naar binnen gaan terwijl jullie door het deurgat kijken en wij Mrs. Keaton ontmoeten."
Ik trok mijn hoofd in om Mr. Frazer naar binnen te volgen en vroeg me af wie Mrs. Keaton kon zijn en waarom ze in het kippenhok zat.
"Mrs. Keaton," zei Mr. Frazer, "is een witte leghorn." Hij wees naar een rij open kooien aan een kant van het kippenhok op een meter boven de grond. "Miss Devaki, als je voorzichtig bent zodat je Mrs. Keaton niet bang maakt, mag je onder haar veren voelen en zien wat je daar vindt."
Terwijl ik mijn hand naar de kip uitstak, pikte ze in mijn pols, maar niet met veel overtuiging, gewoon om te zeggen: ik vind dit niet leuk, maar het is goed voor een keer.
"Eieren!" riep ik.
"Ja, ze zit te broeden op een nest van dertien eieren."
"Het is er erg warm," zei ik.
"Het is ongeveer 38 graden. Een klokhen plukt haar veren onderaan als ze klaar is om te broeden en zo komt haar huid en dus haar warmte rechtstreeks in contact met de eieren."
"Hoe lang duurt het nog voor ze uitkomen?" vroeg Liz.
"Eenentwintig dagen," zei Mr. Frazer. "Breng een van de eieren mee, Miss Devaki, dan doen we er in de schuur een klein experiment mee."
Mrs. Keaton bekeek me kritisch toen ik een ei van onder haar haalde. Ze pikte in mijn hand, een beetje krachtiger dan daarnet.
"Mrs. Keaton heet hen," zei ik.
"Ja," zei Mr. Frazer.
"En heet haar man stierkip?"
De cadetten lachten me uit; zoals gewoonlijk had ik weer iets stoms gezegd. Ik keek naar de grond, maar ik wilde het antwoord wel weten.
"Nee." Mr. Frazer gaf me een schouderklopje. "Maar dat is een logische gok. De mannelijke kip heet een haan."
"Haan. Dat zal ik onthouden."
Mr. Frazer zette zijn uiteenzetting voort terwijl we naar de schuur liepen. "De eerste achttien dagen draait de hen haar eieren verschillende keren per dag. Ze doet dat om te voorkomen dat het embryo aan de binnenkant van het ei blijft plakken en zo misschien een misvorming bij het kuiken veroorzaakt. De laatste drie dagen laat ze ze liggen om het kuiken de gelegenheid te geven in de juiste positie te komen om uit te komen."
Ik omsloot het ei met mijn hand om het warm te houden.
In de schuur nam Mr. Frazer een kaars van een legplank en stak een lucifer aan met zijn duimnagel. Dit trucje ontlokte een paar 'ohs' en 'ahs' van de cadetten want niemand hand hem de lucifer zien nemen terwijl onze aandacht bij de kaars was en het leek alsof de vlam als bij toverslag verschenen was.
Hij stak de kaars aan, schudde de lucifer uit en liet een paar druppels hete was lopen op een eiken balk die zich voor de schapenstal bevond.
Mr. Frazer stak zijn vrije hand uit naar me terwijl hij de onderkant van de kaars in de hete was duwde. Ik gaf hem het ei.
"Dit proces wordt 'schouwen' genoemd," zei Mr. Frazer en hij hield het ei voor de vlam van de kaars. "Willen jullie in een rij gaan staan, dan kunnen jullie allemaal even kijken wat er in het ei zit."
Liz was de eerste die naar voor stapte en het ei van dichtbij bestudeerde met de kaars erachter. "Ik zie het kuikentje!"
"Ja," zei Mr. Frazer. "Het ei is zeventien dagen oud en bijna klaar om uit te komen."
Terwijl de andere cadetten in de rij gingen staan om te kijken, zei Mr. Simpalus, die niets gezegd had terwijl Mr. Frazer met de studenten bezig was geweest: "Haast jullie nu maar, want we moeten terug naar het klaslokaal."
"Ik zal vijf cadetten nodig hebben vanavond om te helpen zorgen voor..."
Liz en ik staken meteen onze hand op. Ongeveer de helft van de jongens staken ook hun hand op, wat een glimlach op het verweerde gezicht van Mr. Frazer toverde.
Hoofdstuk zes

Na de laatste les van de dag, aardrijkskunde, stopten we bij het mededelingenbord om te zien of er nieuws was.
"Hé," zei Liz. "Ik wist niet dat er een schoolverpleegster op de academie was."
Ik keek naar het bericht dat ze aan het lezen was: 'Alle eerstejaarsstudenten dienen zich aan te melden bij zuster Julia in lokaal 101...'
“Mrs. MacArthur!” gilde ik.
"Ken je haar?"
"Oh, ja. Op de boerderij van de Fusiliers zorgde ze voor Mr. Fusilier nadat hij van een windmolen gevallen was. Toen heette ze nog Julia Smithers, maar nu getrouwd met Sterling MacArthur. Wanneer word ik bij haar verwacht?" Ik overliep de lijst met mijn vinger. "Hier heb ik het. Morgen om 3:10 uur. Maar dan is les wetenschappen."
"Kijk hier onderaan: 'Alle instructeurs krijgen een lijst van studenten en het tijdstip waarop ze de les mogen verlaten.'"
“Het zal zo fijn zijn Mrs. MacArthur terug te zien. Zij is fantastisch voor mij.”

* * * * *

Tegen zonsondergang stonden Liz en ik op de trap naar het Alexanderhuis tegenover de binnenplaats van het Hannibalhuis. Samen met nog twaalf andere eerstejaars keken we naar de vlagceremonie op het centrale grasveld. Er kwamen nog een paar cadetten voor ons op de onderste treden zitten en in stilte toekijken.
Terwijl de klaroenblazer 'lichten uit' speelde, lieten de drie vlaggendragers, die witte handschoenen droegen, de vlaggen met militaire precisie zakken. De Amerikaanse vlag kwam eerst neer en werd vlak gehouden door twee van de vlaggendragers. Ze vouwden hem in de helft in de lengte, veegden er de kreuken uit en vouwden hem dan nog eens op dezelfde manier. De cadet die aan de tegenovergestelde kant van de sterren stond, vouwde driehoeken tot hij bij de tweede cadet kwam aan de kant van het blauwe vlak. Terwijl een cadet de gevouwen driehoek vasthield waarop nu enkel het blauwe vlak met sterren te zien was, stopte de andere het uiteinde in de vouw en gaf dan de netjes opgevouwen vlag aan de derde cadet. Die cadet hield de vlag vast terwijl de andere twee hetzelfde deden met de Virginiaanse vlag en dan met de vlag van de academie.
Nadat de vlaggen opgevouwen waren, speelde de klaroenblazer Hail Columbia en de drie vlaggendragers marcheerden naar het administratiegebouw. De cadetten die op de trap zaten, gingen staan uit respect als de vlaggendragers voor ons passeerden. In het gebouw werden de vlaggen opgeborgen in een eiken vitrinekast, samen met de oude vlaggen in hun houten doos.
"Wat een eer om vlaggendrager te zijn," zei ik tegen Liz en ik keek naar de drie cadetten die het gebouw verlieten.
We liepen naar onze kamer.
"Hoe worden ze gekozen?" vroeg Liz.
"Ze werden aangekondigd tijdens de eerste welkomstceremonie, maar ik weten niet hoe ze gekozen zijn."
"Ze waren alle drie duidelijk verbaasd dat ze gekozen waren."
"En erg blij ook," zei ik.
"Ik denk dat dr. Pompeii de nieuwe vlaggendragers selecteert bij het begin van elk schooljaar."
"Maar de eerste twee werden naar voor geroepen door afgestudeerde laatstejaars."
"Dat klopt," zei Liz. "Misschien selecteren de laatstejaars hen."
"Selecteren?"
"Kiezen."
"Ah, zo. Dat is mogelijk."

* * * * *

De volgende dag in de les wetenschappen riep Mr. Simpalus mijn naam.
"Ja, mijnheer?"
"Je hebt een afspraak met zuster MacArthur om 3:10 uur. Het is nu vijf over drie, dus vertrek maar naar de ziekenboeg en kom dan meteen terug naar hier."
"Ja, mijnheer."
Ik haastte me naar het administratiegebouw waar de ziekenboeg was. De deur was open, maar de deur naar de behandelkamer was gesloten, dus ging ik op een van de houten stoelen zitten, opende mijn geschiedenisboek en begon te lezen.
Een paar minuutjes later ging de deur open en Andrew Hobbs kwam buiten.
"Hallo Raji," zei hij.
"Hallo Andrew. Hoe was het?"
"Ze zegt dat alles prima is."
"Goed zo. Tot straks in de les wetenschappen."
"Oké."
“Raji!”
"Dag zuster Smithers." Ik ging staan en liet mijn boek achter op de stoel. “Nu ben je Mrs. MacArthur.”
"Kom hier, kind, en geef me een knuffel. Wat ben jij een lust voor het oog."
"Ik ben blij je weer te zien. Hoe gaat het met Mac en met je zoon, William?"
"Het gaat goed met hen. Je bent wat aangekomen, daar ben ik blij om. En ik denk dat je een beetje groter geworden bent ook. Heb je nog nieuws gekregen van Marie Fusilier?"
“Ja, het gaat goed met haar en James blijft verbeteren. Ik heb gisteren net een brief ontvangen.
"En Vincent?"
Het klonk vreemd om de voornaam van Fuse te horen. Ik keek naar de vloer. "Hij schrijft over de boerderij en al de dieren, maar ik denk dat hij triest is dat hij hier niet is, op de academie."
"Het enige wat die jongen ooit echt wilde, was naar de Octavia Pompeii Academy komen."
"Ik weet het." Ik keek op naar Julia. "En nu zit ik hier en hij zit vast op de boerderij."
"Zei hij dat?"
"Nee, maar ik voel me zo slecht omdat ik zijn plaats hier heb ingenomen."
"Kom binnen in deze kamer, dan onderzoek ik je kort terwijl we bijpraten over alles."
Ze liet me op de onderzoekstafel zitten en tuurde dan in mijn ogen en oren en onderzocht dan mijn keel.
"Hoe bevalt het je hier?" Ze ging naar een tafel en kwam terug met een stethoscoop.
"Fantastisch, maar ik ben niet zeker dat ik voor alle examens zal slagen."
Ze stopte de oorstukken in haar oren. "Volgens mij zal je het prima doen. Adem even diep in voor me."
Ze plaatste het borststuk op mijn rug. Ik haalde diep adem. Ze verplaatste het borststuk een tiental centimeter.
"Vind je het fijn om onze verpleegster te zijn?"
"Oh, ik vind deze school ook fantastisch. Dr. Pompeii is een hele speciale vrouw."
"Ik weet het."
"Raak je buiten adem als je tennis speelt?"
"Buiten adem?"
"Adem je snel, of moeilijker?"
"Na een uur tennissen."
"Hm, dat is normaal. Kom je weer op adem als je een paar minuten rust?"
Ik knikte.
"Goed zo. Je longen klinken goed. Laten we nu je hart eens checken." Ze plaatste het borststuk op de linkerkant van mijn borst.
"Ik hoop dat Fuse volgend jaar nog een kans krijgt," zei ik.
Ze keek naar me en glimlachte terwijl ze het borststuk verplaatste. Na een ogenblik haalde ze de oorstukken uit haar oren.
"Je hart klinkt sterk. Doe je stretchoefeningen voor je tennist?"
"Nee."
"Dat zou je moeten doen. Je kan namelijk een spier verrekken als je niet eerst stretcht, maar meteen begint te rennen en te springen, vooral als het nog koud is 's morgens. Ik zal je er straks een paar tonen en ik wil dat je ze zeker doet voor je begint te spelen. Ik zeg hetzelfde tegen alle jongens. Ik wil echt niet opgeroepen worden om een verrekte spier of een gescheurde pees te verzorgen."
"Ik zal dat zeker doen en ik zal ervoor zorgen dat Liz het ook doet."
"Oh, ja, Elizabeth Keesler. Ik zag haar naam op mijn lijst. Jullie zijn de eerste meisjes die aan de academie studeren. Is dat niet ongelooflijk?"
"Dat is het zeker en we zijn blij dat we hier zijn."
Nadat ze me de opwarmingsoefeningen getoond had, knuffelde ze me opnieuw en dan holde ik terug naar de les wetenschappen.

* * * * *

Die avond, toen we net aan ons huiswerk begonnen waren, werd er op de deur geklopt.
"Binnen," zei Liz.
Morgan Townsend, een laatstejaars, opende de deur. "Jullie worden verwacht in de ontspanningsruimte."
"Waarvoor?" vroeg Liz.
"Dat zal je daar wel te weten komen."
We volgden hem door de gang naar de ontspanningsruimte. Toen we binnenkwamen, bleek de ruimte vol te zitten. Het leek of de helft van de eerstejaars er waren. Vooraan de ruimte stonden twee laatstejaars en de laatstejaars die ons was komen halen, stond bij de deur. Een van de laatstejaars ging op een stoel staan zodat iedereen hem kon zien.
"Stilte iedereen," zei hij.
Wanneer hij de aandacht van iedereen had, sprak hij tegen de cadet bij de deur. "Sluit de deur, Adams, en houd de wacht."
"Ja, mijnheer." Cadet Adams ging naar buiten en sloot de deur achter zich.
"Ik ben cadet-kapitein Davenport," zei de laatstejaars. "De helft van de eerstejaars zijn hier. Als we klaar zijn, brengen we de andere helft naar hier en dan krijgen zij dezelfde uiteenzetting. Hij keek even rond naar de vragende blikken. "Je zal merken dat niemand onder jullie strepen op je mouwen heeft."
De eerstejaars keken rond, maar zagen geen strepen. Liz en ik hadden onze uniformen nog niet, maar er zouden waarschijnlijk ook geen strepen op de mouwen staan.
"Strepen moet je verdienen; ze worden niet zomaar uitgedeeld. Je kan ze verdienen met studeren, schaken, tennissen en goed gedrag. Hoe beter je het doet in deze vier categorieën, hoe meer strepen je zal verdienen. Je vraagt je misschien af waarom? Waarom zou je strepen willen?"
Er werd wat gemompeld en geknikt.
"R.H.Z.P," zei de laatstejaars. "Rang Heeft Zijn Privileges. Hoe meer strepen je hebt, hoe meer privileges. Een streep is een soldaat, twee is een korporaal, drie een sergeant en vier is een sergeant-majoor. Na de strepen, komen de officiers. Een luitenant heeft een zilveren streep op zijn schouder, een kapitein heeft twee zilveren strepen, zoals ik, en een kolonel heeft een zilveren adelaar. We hebben maar een kolonel. Hij wordt gekozen uit de rang van kapiteins. Alle cadetten stemmen mee voor de kolonel van de academie. Hij wordt halverwege het schooljaar verkozen en bekleedt zijn functie tot de volgende verkiezingen.
"De bevoegdheid van de drie vlaggendragers staat los van de officiers- en lagere rangen. Als ze tegen je spreken, let dan goed op en toon ook respect voor hen en hun positie hier op de academie. Ze zijn onze morele leiders en ze hebben hun eervolle plaats verdiend. Nu zal ik jullie vragen beantwoorden."
Liz stak haar hand op.
"Ja?" zei de kapitein.
"Wat is de zin hiervan? Ik krijg het gevoel dat ik in het leger zit."
"Hoe heet je, cadet?" vroeg de kapitein.
"Elizabeth Keesler."
"Cadet Keesler, de Octavia Pompeii Academy heeft de hoogste academische status van alle privéscholen in Virginia. Je weet hoe moeilijk het is om binnen te raken in de academie, maar waarom wilde je hier komen studeren?"
"Om naar een goede universiteit te kunnen gaan."
"Precies. Vijfennegentig procent van onze afgestudeerden worden aanvaard in de top tien van universiteiten: Harvard, Yale, ... en sommigen zijn zelfs naar Oxford en Cambridge gegaan. Als je bij je kandidatuur voor een van deze universiteiten goede resultaten op de academie kan voorleggen en je hebt een hoge rang, dan vergroot je kans om aanvaard te worden enorm. Is dat een antwoord op je vraag?"
"Ja. Dank je wel."
"R.H.Z.P. Toon altijd respect voor iemand die een hogere rang heeft. Wie een rang verwerft, moet bereid zijn de achterblijvers te helpen. Ons doel is ervoor zorgen dat niemand geschorst wordt van de academie."
Een van de eerstejaars stak zijn hand op.
"Ja," zei de laatstejaars. "Je naam?"
"Haskell Layzard."
"Je vraag?"
"Hoe weten we wanneer we bevorderd worden?"
"Promoties volgen meestal op een belangrijke gebeurtenis, zoals de examens of een tennis- of schaaktoernooi. Maar strepen kunnen altijd verdiend worden door eerbaar, welwillend of onbesproken gedrag te vertonen. Laten we nu overgaan tot de Erecode van de Cadet. Onze tijd is bijna om. De eerste regel van de Erecode luidt dat een cadet niet tegen een andere cadet getuigt. De tweede regel luidt dat een cadet altijd een andere cadet in moeilijke omstandigheden helpt. De derde regel luidt dat wanneer je je buiten de campus bevindt, je je eervol gedraagt en zo de reputatie van alle cadetten op de Octavia Pompeii Academy hooghoudt. Elke cadet die de regels van de Erecode overtreedt, wordt gestraft met verbanning voor de duur van twee weken."
Ik stak mijn hand op.
"Wanneer een cadet verbannen is, mag hij niet spreken tegen een andere cadet en geen enkele cadet mag met de verbannen cadet spreken of sociaal contact hebben, behalve via geschreven tekst. Is dat een antwoord op je vraag?"
Ik knikte.
"Verbanning houdt ook in: niet tennissen en niet schaken."
Er weerklonk een collectief gekreun en dan fluisterde iemand: "Oh, nee."
Kapitein Davenport negeerde de afkeurende geluiden. "Zijn er nog vragen?"
Niemand zei een woord.
"Oké, steek je rechterhand in de lucht en herhaal: 'Ik'... zeg je naam."
Iedereen zei zijn naam.
"'... zweer de Erecode na te leven...'" Hij stopte om iedereen de kans te geven zijn woorden te herhalen. "'... onder alle mogelijke omstandigheden, op straffe van verbanning...'"
Nadat we zijn woorden herhaald hadden, stond kapitein Davenport recht uit zijn stoel en ging naar de deur.
"Jullie mogen vertrekken en we zullen nu spreken met de tweede helft van de eerstejaars."
Hij opende de deur en we verlieten de ruimte op een rij.
Hoofdstuk zeven

Liz en ik zaten huiswerk te maken aan ons bureau in onze kamer. Het was bijna 10 uur 's avonds.
"Wat betekent 'gluteus'?" vroeg ik.
Zonder van haar boek Latijn op te kijken, zei Liz: "Een grote spier in de billen." Toen ze geen reactie van me kreeg, keek ze even op en zag ze mijn opgetrokken wenkbrauw. "Een van de twee vlezige rondingen boven de benen en onder de onderrug."
"Ah, nu snap ik het," zei ik. "Dank je." Een minuut later: "Wat is 'biceps'?"
Liz kreunde en wees dan naar haar bovenarm. "Deze."
"Oh, ja. Oké."
Er verstreken bijna twee minuten.
"Hoe is dit..."
Liz klapte haar boek dicht. “Raji! Je maakt me stapelgek. Telkens ik twee regels gelezen heb, onderbreek je me met je stomme vragen. Ik moet dan helemaal opnieuw beginnen."
"Sorry, Liz, maar..."
"Ik kan zo niet studeren."
Ze greep haar boek vast, stormde de kamer uit en sloeg de deur met een klap dicht. Twintig minuten later gluurde ik naar buiten en zag ik haar op de grond zitten onder het gedempte licht van een lamp in de gang proberen te lezen. Ik liep naar waar ze zat.
"Liz," zei ik en ik liet me zakken naast haar, "kom terug naar je bureau. Ik zal muisstil zijn voor hele nacht nu."
Liz sloot haar boek en hield haar pagina met haar vinger. Ze staarde de ging in aan de andere kant van waar ik zat. Na een moment stond ze recht.
"Kom op. Ik heb mijn nagelvijl nodig."
Toen we weer in de kamer waren, zag ik haar rommelen in haar handtas. "Waarom je moet nagels vijlen in late nacht?"
"Je zal wel zien." Ze leegde haar handtas op haar bed. "Ah, daar ben je, mijn handige, kleine, ruwzijdige stok."
Ze deed teken dat ik haar moest volgen en we slopen door de gang, voorbij het lege bureau van Pepper, naar de deur van de bibliotheek.
Liz voelde aan de klink. "Ja, ik vermoedde al dat ze 's nachts de bibliotheek zouden sluiten."
Terwijl zij haar nagelvijl in het sleutelgat stak, keek ik links en rechts de gang in.
"Zie je iemand?" vroeg ze.
“Het enige wat ik zie zijn honderd strafpunten die onze richting uitkomen.”
Liz giechelde.
Ik hoorde een luide klik en de deur zwaaide open. We glipten naar binnen en sloten de deur.
"Waarom wij inbreken in bibliotheek?"
Liz liet haar hand langs de muur glijden om haar weg te vinden in de donkere ruimte. "Weet je wat een woordenboek is?"
"Ik... nee."
"Je zal het meteen te weten komen."
Ze stootte tegen een houten stoel die met een bons omverviel. Onze adem stokte in onze keel met een hoorbare huh. We bleven als verlamd staan luisteren of iemand door de gang kwam rennen om te zien wat er gebeurd was. Na een ogenblik begonnen we weer te ademen.
"Hier heb ik het," zei Liz.
Ze nam mijn hand en legde hem op het boek. Ik liet mijn hand over de bovenkant en langs de zijkant van de pagina's van het open boek glijden.
"Het is zo gigantisch."
"Ja, er staan ongeveer vijftig miljoen woorden in."
Ik probeerde het op te tillen. "Het weegt zeker..."
"Veertig kilo." Ze draaide het boek om op zijn sokkel. "Maar het heeft wielen."
Ik voelde onderaan; inderdaad, er zat een klein wieltje aan elk van de vier poten van de sokkel.
"Kom op," zei Liz en ze trok het boek naar de deur.
"Stelen we dat nu?"
"Nee..." ze stopte even om de deur te openen en in de gang te gluren. "We lenen het gewoon een nachtje."
Nadat we de deur van de bibliotheek gesloten hadden, duwden en trokken we de sokkel zo snel we konden door de gang. Maar de kleine, piepende wieltjes wiebelden naar alle kanten, waardoor het hele ding begon rond te draaien. We draaiden rond het enorme boek dat ongecontroleerd van de ene naar de kant tolde. Tegen dat we bij onze kamer aankwamen, giechelden we en zodra we het woordenboek veilig in onze kamer gekregen hadden, vielen we op ons bed, bijna hysterisch van het lachen.
Liz ging rechtzitten en veegde haar ogen droog. "Weet je hoe je dit ding moet gebruiken?"
Ik depte mijn wangen droog met mijn mouw en schudde mijn hoofd.
"Oké, gluteus begint met een 'g', akkoord?"
"Ja," zei ik.
"Zie je die lipjes aan de rand van de pagina's?"
Ik hield mijn hoofd schuin. "A, b, c..."
"Ja.” "Wel, je opent het boek bij de letter 'g'. De volgende letter in het woord is de 'l', dat is ongeveer in het midden van het alfabet. Je bladert door de pagina's van de 'g' tot je bijna bij het lipje 'l' bent..."
"Oh, ja! Ik zie hoe dit woordenboekding werkt." Ik liet mijn vinger glijden over de lijst met kleine lettertjes en sloeg dan de bladzijde om. "Gl..." Verder naar beneden en dan naar de bovenkant van de volgende kolom. "Gluteus. Fantastisch! 'Een grote spier in de billen.' Dat is precies zoals je me zei, Liz. En nu zal ik betekenis voor ‘billen’ zoeken." Ik bladerde naar het gedeelte met de 'b' en begon het woord te zoeken.
Liz zuchtte. "En nu weer naar mijn Latijn."
"Ja en als je nood hebt aan een woord, je vraagt me gewoon en ik zoek het tout de suite."
Ze lachte en installeerde zich met haar boek Latijn.

* * * * *

"Elizabeth," fluisterde ik luid. Ik schudde aan haar schouder. "Liz, word wakker."
"Wat scheelt er?" Ze ging rechtop zitten. "Roze papiertjes!"
"Nee, we zijn in onze kamer, zie je wel?"
"Oh, ja. Hoe laat is het?" Ze keek even naar haar wekker. "Zes uur! Waarom maak je me wakker om 6 uur?" Toen ze haar voeten over de zijkant van haar bed zwaaide, viel haar boek Latijn op de vloer. Ze wilde het oprapen en merkte dat ze nog volledig aangekleed was. "Wanneer ben ik in slaap gevallen?"
"Het was bijna 2 uur. We moeten groot woordenboek terugbrengen voor andere mensen komen in het huis."
"Oh, lieve hemel. Dat ben ik helemaal vergeten." Ze sprong recht en greep de sokkel van het boek vast. "Kom op."
We rolden het woordenboek naar buiten en renden ermee door de gang. Maar deze keer was de tollende sokkel niet zo grappig. Toen we bij de deur van de bibliotheek aankwamen, fluisterde Liz: "Oh, getverderrie!"
"Wat?"
"Mijn nagelvijl."
Ze rende naar onze kamer. Ze was snel terug en friemelde aan het slot met trillende vingers. Toen de deur openzwaaide, schoven we snel het woordenboek naar binnen en trokken de deur weer dicht. Dan haastten we ons weer door de gang, voorbij het bureau van Pepper - maar voor we weer bij onze kamer waren, werden we tegengehouden.
"Goeiemorgen, dames."
We keken achterom en zagen Octavia Pompeii naar ons toe stappen met een nieuwsgierige blik op haar gezicht.
"Het is fijn te zien dat jullie vroeg op zijn en klaar voor een nieuwe dag."
Liz gluurde even naar beneden naar haar gekreukte jurk en probeerde het glad te strijken met haar trillende handen.
"Het is ook fijn om jou te zien, dr. Pompeii." Ik trok mijn sari recht.
"Elizabeth," zei dr. Pompeii, "ik moet Rajiani even spreken, als je het niet erg vindt."
We staarden haar onbeweeglijk aan.
"In mijn kantoor." Dr. Pompeii gebaarde naar een gesloten deur vlak bij het bureau van Pepper.
Liz slikte en gluurde even naar me. "Ja, mevrouw," zei ze en haastte zich uit de voeten.
"Ga zitten, Rajiani." zei dr. Pompeii toen we haar kantoor binnengegaan waren.
Ze ging aan haar bureau zitten. Ik ging in de hardhouten bezoekersstoel zitten.
"Hoorde ik de deur van de bibliotheek dichtgaan toen ik net het gebouw binnenkwam?"
Ik aarzelde en knikte dan. Dr. Pompeii hield haar hoofd schuin en trok een schouder op. Ik nam een roze papiertje van het stapeltje op haar bureau en reikte het haar aan.
"Dr. Pompeii, wil je alsjeblieft geen strafpunten geven aan Liz? Ik zal ze met plezier zelf aanvaarden en de mijne ook en ik zal die KD een maand lang of meer doen."
Dr. Pompeii aanvaardde het roze papier en streek het glad op het bureau. "Heb je dan zoiets ergs gedaan?"
"Gisteravond heb ik zoveel keer aan Liz gevraagd mij vertellen betekenis woord dat zij zelfs niet kan leren haar Latijn. Na een beetje later, en nog een vraag, zij klapt boek dicht en gaat lezen alleen in gang. Dan ik zeg ik veel spijt en ik zal stil zijn vanaf dan. Dan ze zegt tegen mij: ‘Ken jij woordenboek?’ Ik zeg nee. 'Kom op,' zij zegt en wij gaan naar bibliotheek en stelen dat hele grote woordenboek op wieltjes voor hele nacht. En nu juist voor jij aankomt, wij brengen het terug en sluiten deur met te veel gooien. Ik keek naar beneden naar mijn in elkaar geklemde handen.
"Die deur was gesloten. Hoe ben je binnengeraakt?"
"We... eh... ik bedoel..." de Erecode. "Ik breek slotding."
"Heb je dat echt gedaan?"
"Ja."
Dr. Pompeii's mondhoek trilde in een poging niet omhoog te krullen. "En Elizabeth heeft er niets mee te maken?"
"Nee. Zij zegt tegen mij: 'Breek slotding niet want dit is niet vergeven.' Maar ik verplicht haar mij helpen en de hele tijd zij zegt: 'Raji, doe dit niet.'"
"Hm."
Dr. Pompeii nam een vel getypt papier en hield het dicht bij haar gezicht, alsof ze zocht naar hele kleine spel- of grammaticafoutjes. Na een ogenblik legde ze het vel papier neer.
"Heb je iets geleerd uit het woordenboek?"
"Oh, ja. Ik vind precieze betekenis van 'gluteus', 'billen', 'biceps'..." Dan citeerde ik de definitie van elk woord en van nog een paar andere.
"Lieve hemel. Wanneer ben je gaan slapen?"
"Ik nog niet geslapen deze nacht."
Dr. Pompeii schudde haar hoofd. "Oké, ga je nu maar klaarmaken voor het ontbijt."
Ik gluurde naar het roze papiertje. Dr. Pompeii nam het vast en legde het voorzichtig weer op het stapeltje bij de andere.
"Vanavond, als Miss Caster de bibliotheek sluit om 8 uur, ga je naar haar en ik zal haar laten weten dat je toelating hebt om het woordenboek mee te nemen naar je kamer..."
Ik sprong recht. "Oh, dank je wel, dr. Pompeii."
"Zorg gewoon dat je het de volgende morgen terugbrengt voor de lessen beginnen."
"Dat zal ik zeker doen."
"Vooruit, ga nu maar."
Ik liep naar de deur.
“Oh, Raji."
"Ja, dr. Pompeii?"
"Blijf vannacht niet de hele nacht op."
Ik glimlachte en haastte me naar buiten.

* * * * *
Liz stond bij het raam toen ik de kamer binnenkwam.
"Wat is er gebeurd?"
Ik glimlachte. "Ik mag heel groot woordenboek elke nacht gebruiken!"
Ze greep mijn handen beet. "Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?"
Ik vertelde haar over mijn gesprek met dr. Pompeii.
"Geen roze papiertje?"
"Nee."
"Vroeg ze naar mij?"
Ik knikte.
"Heb je gezegd dat ik het slot geforceerd heb?"
Ik schudde mijn hoofd.
"Heb je gezegd dat ik geholpen heb om het woordenboek te jatten?"
"Jatten?"
"Stelen."
"Nee."
Ze pakte me vast en gaf me een stevige knuffel. “Ik ben dol op die Erecode van de Cadet.”

* * * * *

Na de les op woensdag kwam Pepper Darling onze kamer binnen zonder kloppen.
Liz keek op van haar wetenschapsboek. "Raji, misschien moeten we beginnen onze deur op slot doen."
Pepper dropte een pakketje in bruin papier op mijn bed en een gelijkaardig pakketje op het bed van Liz. "Doe hem maar op slot, het zal geen verschil maken. Ik heb een loper."
"Hé, ons uniform?" vroeg Liz.
"Ja," zei Pepper. "Pas hem maar."
We scheurden de pakketjes open en trokken snel ons nieuwe uniform aan. De blauwe blazer en de enkellange rok contrasteerden mooi en pasten ons goed. We droegen ook een witte blouse met een blauwe das en hoge zwarte schoenen. Onze kepie was blauw met een bruine boord.
"Het passen perfect," zei ik.
“Ik vind dit jasje echt mooi," zei Liz. "En de naaister heeft de mouwen precies goed gemaakt."
Ik gluurde naar Pepper die glimlachte - dat was nieuw. Ik keek naar Liz en gebaarde met mijn ogen naar Pepper.
Liz gluurde naar haar en keek dan naar mij met een blik van Wat krijgen we nu?
"Ja," zei Pepper, "jullie zien er best oké uit."
Ik zette mijn kepie op, ging in de houding staan en bracht mijn hand naar mijn voorhoofd om te groeten. Liz beantwoordde mijn saluut en we giechelden allebei.
"Wel," zei Pepper terwijl ze het inpakpapier samenraapte, "als jullie vinden dat ze goed passen, dan bestel ik voor jullie elk nog twee uniformen."
“Het mijne past perfect,” zei Liz.
"En het mijne past ook goed, Miss Pepper. Heel erg bedankt voor ze."
Toen we bij zonsondergang naar buiten gingen om te kijken naar de vlagceremonie droegen we ons uniform. Terwijl we samen naar het middenplein liepen - of de binnenplaats, zoals we het noemden - leunde iemand uit het raam op de tweede verdieping van het Hannibalhuis en floot ons lang na.
Liz greep mijn hand beet. “Niet kijken,” zei ze. "We doen net alsof we niets gehoord hebben."
Ik gluurde naar haar en zag een brede glimlach op haar gezicht.

* * * * *

Samen met onze twee extra uniformen kregen Liz en ik een lange bomberjack in effen marineblauw. Het jack had een dubbele rij van elk zes knopen. Het was met fleece gevoerd en lekker warm, wat welkom was op koude, stormachtige novemberdagen.

* * * * *

Elke avond, net voor het tijd was voor het avondeten, stond de klaroenblazer voor het administratiegebouw en speelde Mail Call.
De meeste cadetten kwamen tegenover het gebouw staan en een laatstejaars deelde de post uit.
"Clyde Breckenridge," las de laatstejaars op een envelop.
"Hier." Breckenridge baande zich een weg door de menigte om zijn brief in ontvangst te nemen.
"Michael Limonade."
"Het is LemonDOWEL, mafkees." Hij greep de brief uit de hand van de laatstejaars.
"Rajiani Dekaki."
"Devaki!" schreeuwde ik en murwde me naar voor om mijn brief te krijgen.
De laatstejaars hield hem omhoog tegen de zon alsof hij de brief in de envelop wilde lezen.
"Geef hier." Ik sprong omhoog om hem uit zijn hand te rukken.
"Het is niet nodig om agressief te worden." De laatstejaars keek naar de volgende brief. “Darrel Whisperpants.”
Ik rende naar onze kamer; ik kon niet wachten om de brief in alle rust te lezen.
Aan mijn bureau las ik het afzenderadres: "The Fusilier Farm, Appomattox County, Virginia."
Overgelukkig opende ik de envelop, maar toen ik Fuses woorden las, voelde ik de tranen in mijn ogen springen. Hij dacht waarschijnlijk dat zijn beschrijving van de kleine gebeurtenissen op de boerderij me op zou beuren en dat was ook zo in zekere zin. Maar daar niet kunnen zijn en helpen met de alledaagse taken op de boerderij gaf me ook een gevoel van verlies.
De stress die ik kreeg door te leren over dingen die me compleet vreemd waren en de openlijke minachting van de meeste jongens maakten mijn dagen op de academie erg zenuwslopend. Fuse schreef over wat Ransom deed, de nieuwe biggetjes en het eten dat zijn moeder bereidde en dat herinnerde me aan de zachte, eenvoudige uren die we samen doorgebracht hadden.
Ik miste het allemaal zo vreselijk; mama Marie Fusilier, haar man James, het lieve paardje Ransom en meest van al de tijd die ik met Fuse had doorgebracht - schaakspelen, Engels leren, of gewoon samen op de boerderij rondlopen, kijken naar dingen die groeien en bloeien.
Het was de beste tijd van mijn leven geweest en die was ik nu kwijt.
Hoofdstuk acht

"Ik weet niet waar je hebt leren schrijven, Devaki," Mrs. Hazel Morton hield een vel papier tussen haar vingers dat ze met grote minachting bekeek, "maar je handschrift is met voorsprong het vreselijkste wat ik dit jaar al heb gezien." Ze liet het vel papier op mijn lessenaar vallen en wandelde terug tot vooraan het klaslokaal.
"Wat is dat schrift?" fluisterde ik naar Liz die in het andere gangpad zat.
Voor ze kon antwoorden, draaide Mrs. Morton zich abrupt om en bekeek me boos met haar grijze adelaarsogen. "Het woord is 'handschrift' en het betekent de manier waarop je schrijft. Ik neem aan dat je begrijpt wat 'de manier waarop je schrijft' betekent?" Ze plaatste haar vuisten op haar heupen.
Ik knikte en nam het vel papier vast. Het was mijn schrijfopdracht van de vorige dag.
Toen Mrs. Morton zich weer omdraaide, lipte ik naar Liz: "de manier waarop je schrijft?"
Liz greep een potlood en maakte een beweging alsof ze een woord in de lucht schreef.
"Je zou, Miss Devaki," zei Mrs. Morton toen ze weer bij haar bureau was en in de richting van de studenten keek, "kunnen vragen aan Mr. Kavanagh om je bijles te geven. Hij heeft het mooiste handschrift van de klas, ook al is wat hij schrijft een allegaartje van onzin."
De andere studenten giechelden even tot de intimiderende blik van Mrs. Morton hen het zwijgen oplegde.
Rodger Kavanagh keek even naar me en glimlachte breed.
Ik stak mijn hand op.
"Allegaartje," zei Mrs. Morton, "betekent mengelmoes, warrig samenraapsel."
Ik liet mijn hand niet zakken.
"Wat is er nog?"
"Wat is betekenis van 'bijdinges' je zei?"
Meer gegiechel en bijna een glimlach van de onverbiddelijke Mrs. Morton. Ze schreef een zin op het bord. 'Bijles geven betekent iemand onderrichten of opleiden.' "Af en toe gebeurt het dat een knappere student..." ze keek naar Kavanagh, "iemand helpt die achteropraakt. Als je wil slagen voor mijn Engelse lessen, Devaki, raad ik je aan zo snel mogelijk met bijlessen te beginnen. Een hoge intelligentie is geen excuus voor onbegrijpelijke communicatie."
Mrs. Morton keek naar de klok op haar bureau, wachtte even en kondigde dan aan: "De les is voorbij."
Ik hoorde een plots geschuif en geschraap op de houten vloer van stoelpoten van studenten die hun boeken samenraapten en zich naar buiten haastten uit de les Engels.

* * * * *

Veel studenten schrokten hun eten naar binnen om de rest van hun vrije uur in de gemeenschappelijke ruimte door te brengen en te schaken. Sommigen sloegen de maaltijd zelfs over om meer tijd te hebben om schaak te spelen.
"Goed gespeeld," mompelde Rodger Kavanagh nadat ik hem genadeloos verslagen had met een spelletje snelschaak. Hij begon de schaakstukken terug te zetten in hun startpositie.
Het was woensdag, de dag nadat Mrs. Morton had voorgesteld dat ik iemand zocht om me bijles te geven.
"Mr. Rodger," zei ik.
Hij keek naar me met een opgetrokken wenkbrauw.
"zou je niet te veel bezwaren hebben om mij die bijles voor mijn handschrift te geven?"
Kavanagh grijnsde, zijn lippen gingen naar achter en al zijn tanden kwamen bloot, waardoor hij op een hongerige wolf leek. "Dat hangt ervan af."
"Waarvan?"
"Of je me vertelt hoe het komt dat je me werkelijk iedere keer verslaat met schaak."
"Om te beginnen, geef je je torens te snel op."
"Wat?" Hij resette de schaakklok.
"In eerste deel van spel engageer je je torens en offer je ze op voor mijn paarden. Dat is misschien goed voor midden van spel, maar niet zo goed voor eindspel, wanneer zoveel stukken al van bord verdwenen zijn en torens vrij spel hebben. Als je op het einde overblijft met enkel een paard en een loper en ik heb mijn twee torens, ik heb jouw nadeel."
"Echt? Oké, we zullen wel zien... Jij begint."
In dit spel slaagde Rodger erin zijn torens te houden tot aan het eindspel; toch vernietigde ik hem in minder dan twee minuten.
Hij leunde achterover op zijn stoel en kruiste zijn armen. "Mijn torens hebben me helemaal niet geholpen."
"Je moet erop letten dat je afstand bewaart tussen je torens om te vermijden dat mijn paard ze vorkt."
"Ja, ja." Hij ging staan en schopte zijn stoel naar achteren. "Zorg dat je hier meteen na het avondeten bent. Je handschrift is inderdaad vreselijk, bereid je er dus op voor dat we vanaf nul moeten beginnen."
“Vanaf nul?”
"Vanaf het begin, als een kind in het eerste leerjaar."
Ik glimlachte. "Ja, ik zal je leerling uit het eerste leerjaar zijn."

* * * * *

Die avond sloeg ik het avondmaal over en haastte me naar de gemeenschappelijke ruimte. Verschillende jongens vroegen me om te schaken, maar ik weigerde, want ik wilde een lege tafel met alleen mijn potloden en blocnote. Ik studeerde geschiedenis terwijl ik wachtte.
Rodger Kavanagh kwam binnen om 5.20 uur. Hij begroette me niet, ook al zei ik hallo en bedankte ik hem om mij te helpen. Hij liet een blocnote op de tafel vallen, trok dan een stoel tot naast me en ging zitten.
Ik keek naar de blocnote. "Wie is die 'Gregg'?"
"Wat?"
"Jouw naam is 'Rodger', maar hier staat 'Gregg'." Ik raakte zijn blocnote aan met mijn vinger.
"Oh, toen mijn moeder inkopen deed voor me om naar de academie te komen, heeft ze per vergissing drie stenoblocnotes gekocht."
Ik stak mijn handen uit voor me en keek van de een naar de ander. "Steno? Wat is dat betekenen?"
"Het is een manier om heel snel notities te maken. Maar het is te ingewikkeld voor jou om te leren." Hij opende zijn blocnote en bladerede naar de laatste bladzijden. "Dit zijn een paar symbolen van steno." De laatste vijf bladzijden waren voorgedrukt met verschillende symbolen en hun betekenis. "Zie je wat ik bedoel? Jij zou dit nooit allemaal kunnen leren." Hij bladerde terug naar de eerste bladzijde. "Dit zijn oefenbladen voor steno, maar ik gebruik ze gewoon om notities te maken in de les." Hij stak zijn hand uit naar mijn potlood. "Kijk, ik heb alle letters van het alfabet opgeschreven in kapitalen. Ik zou willen dat je..."
"Kapitalen?"
"Eh, hoofdletters."
"Ah, oké."
"Ik wil dat je alle zesentwintig letters oefent door ze steeds opnieuw te schrijven tot je ze precies kan schrijven zoals ik, daarna starten we met kleine letters en daarna gaan we ze aan elkaar schrijven." Ik opende mijn mond, maar hij stak zijn hand op om me tegen te houden. "Met aan elkaar schrijven, bedoel ik dit." Hij schreef: 'The quick brown fox jumps over the lazy dog.'
"Je schrift is veel mooi."
"Ja, wel, mijn moeder heeft me elke dag urenlang leren correct schrijven."
"Dat heeft ze echt goed gemaakt."
"Dank je."
"Wat betekent dit ding met quick fox dat je schrijft?"
"Die zin bevat alle zesentwintig letters van het alfabet, dus we zullen hem dikwijls gebruiken om te oefenen."
"En als iemand die fox in steno zou schrijven?"
"Dat zou maar een paar streepjes zijn, kijk, zo."
Ik fronste mijn wenkbrauwen toen ik de paar krullen zag die hij had opgeschreven. "Dat betekent zelfde fox die jumpt over dog?"
"Wel, het zijn niet de correcte symbolen. Ik wilde gewoon laten zien hoeveel sneller je kan schrijven in steno, maar ja, je hebt maar een paar symbolen nodig."
"Hoe leer je de juiste krullen in steno?"
“Ik weet het niet, er zijn misschien boeken in de bibliotheek hierover.” Hij gooide zijn potlood op tafel. "Luister, je moet echt beginnen oefenen. Ik zal snel een partijtje schaak spelen met Hobbs en dan kom ik terug om te zien hoe het gaat."
Tien minuten later kwam hij terug.
"Heb je gewonnen?" vroeg ik.
"Ja, je had gelijk wat die torens betreft." Hij bestudeerde mijn blocnote even. "Goed zo. Doe maar verder terwijl ik nog een spelletje schaak speel.
Toen hij terugkeerde na een kwartier was ik verdwenen en zijn Greggblocnote ook.

Конец ознакомительного фрагмента.
Текст предоставлен ООО «ЛитРес».
Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=64263247) на ЛитРес.
Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.